19.5 Controle

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 19.5 Controle
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 19.5 Controle

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
- Herh. H13 Zenuwstelsel
- Zelfstandig doornemen 19.5 Controle + maken checkvragen LessonUp 19.5
- Bespreken PO Ecologie: nieuwe vorm en inleverdatum
- Oefening reflexopdrachten (Classroom)

Slide 2 - Tekstslide

Doel 19.5 Controle
Je kunt beschrijven op welke manier je lichaam reageert tijdens topprestaties. Je weet welke rollen het hormoon- en zenuwstelsel daarbij spelen.



Slide 3 - Tekstslide

Paragraaf 19.5
Toepassing van stof van H12 (hormonen) en H13 (zenuwstelsel) op het gebied van stofwisseling en bewegen.

Lees zelf paragraaf 19.5 door en bestudeer de bijbehorende BINAS tabellen. Maak daarna de checkvragen in de LessonUp.

Slide 4 - Tekstslide

Begrippen 19.5
neurale regulatie, hormonale regulatie, orthosympatische zenuwen, hormoon, cortisol, adrenaline, premotorische schors, motorische schors, ruggenmerg, grote hersenen, kleine hersenen, basale ganglia, motorprogramma's, enkelvoudige contractie, summatie, getante tetanus, gradde tetanus, spiertonus

BINAS: 88A t/m 88L (zenuwstelsel) + 89A t/m 89C (hormoonstelsel)

Slide 5 - Tekstslide

Positieve of negatieve terugkoppeling?
A
positief
B
negatief

Slide 6 - Quizvraag

Welke hormonen kunnen betrokken zijn bij het regelen van de bloedsuikerspiegel?
A
insuline en glucagon
B
insuline, glucagon en adrenaline
C
insuline, glucagon, adrenaline en cortisol
D
insuline, glucagon, adrenaline, cortisol en het groeihormoon

Slide 7 - Quizvraag

De bijnieren produceren een hormoon. Dit hormoon wordt ook gebruikt als doping. Welke functie heeft dit hormoon in het lichaam?
A
Stimuleren van de ademhalingsactiviteit.
B
Verlaging van het suikergehalte in het bloed.
C
Vertraging van de hartslag.

Slide 8 - Quizvraag

Welke hormonen zorgt ervoor dat cortisol wordt geproduceerd?
A
Adrenaline
B
Noradrenaline
C
CRH
D
ACTH

Slide 9 - Quizvraag

Wat is geen resultaat van adrenaline
A
Je hartslag gaat omhoog
B
Je pupillen worden groter
C
Er gaat minder bloed naar je darmen
D
Je krijgt meer honger

Slide 10 - Quizvraag

Is het effect van adrenaline gelijk aan die van het para- of orthosympatisch zenuwstelsel?
A
parasympatisch
B
orthosympatisch

Slide 11 - Quizvraag

Adrenaline versnelt de reactie
A
glucose -> glucagon
B
glucagon -> glucose
C
glucose -> glycogeen
D
glycogeen -> glucose

Slide 12 - Quizvraag

Bij de aanmaak van rode bloedcellen en de productie van EPO is er sprake van negatieve terugkoppeling. Welke factor zorgt voor de negatieve terugkoppeling in dit regelsysteem?
A
EPO gehalte in het bloed
B
zuurstofgehalte in het bloed
C
activiteit van het rode beenmerg
D
de hematocrietwaarde

Slide 13 - Quizvraag

Een zenuwcel prikkelt de hartspier tot meer actie.
Twee beweringen zijn:
1. De natriumkanalen in deze zenuwcel zijn open geweest.
2. De zenuwcel behoort tot het orthosympatische zenuwstelsel.

A
Bewering 1 is juist
B
Bewering 2 is juist
C
Beide beweringen zijn juist.
D
Beide beweringen zijn onjuist.

Slide 14 - Quizvraag

Tijdens sporten vindt in het autonome zenuwstelsel vooral impulsoverdracht plaats in het orthosympatische deel, waardoor minder bloed naar de verteringsorganen stroomt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Via het orthosympatische zenuwstelsel wordt:
A
Glycogeen omgezet naar glucose door insuline
B
Glucose omgezet naar glycogeen door insuline
C
Glycogeen omgezet naar glucose door glucagon
D
Glucose vrijgemaakt uit glycogeen door insuline

Slide 16 - Quizvraag

Welke spier heeft de meeste motorische eenheden?
A
Rugspier
B
Armspier
C
Vingerspier
D
Tong

Slide 17 - Quizvraag

Wat wordt hier schematisch
weergegeven?
A
Motorische zenuwcel
B
Motorisch eindplaatje
C
Motorische eenheid

Slide 18 - Quizvraag

Is in situatie 2 en 3 een schokkerige beweging waar te nemen bij de persoon? Waarom?
A
Ja, want de spier ontspant zich steeds tussen elke contractie
B
Ja, want in de grafiek is een patroon van gekartelde tetanus te zien
C
Nee, want de spiervezel ontspant zich niet compleet tussendoor
D
Nee, want het gaat om één van veel spiervezels. Samen geven ze een vloeiende beweging.

Slide 19 - Quizvraag

Extra uitleg zenuwstelsel en hormoonstelsel
Examentraining zenuwstelsel deel 1 (13 min)
Examentraining zenuwstelsel deel 2 (7 min)
Examentraining hypothalamus, hypofyse, hormonen (13 min)
Examentraining homeostase en regelkring (8 min)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video