5.1 Invloed van voeding op je gezondheid

5.1 Invloed van voeding op je gezondheid!
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

5.1 Invloed van voeding op je gezondheid!

Slide 1 - Tekstslide

Deze les leer je...
  • Welke voedingsstoffen er zijn;
  • Wat de functies zijn van alle voedingsstoffen;
  • Wat er gebeurt met een teveel aan voedingsstoffen;
  • Wat een normale energiebehoefte van een persoon is;
  • Wat dissimilatie is;
  • Wat een spoorelement is.

Slide 2 - Tekstslide

Welke 6 voedingstoffen zijn er?

Slide 3 - Tekstslide

Weet je het nog?
Welke van de 6 voedingsstoffen geven je energie?

Vetten - mineralen - vitamines - water - eiwitten - vetten - koolhydraten
Energie
Geen 
Energie

Slide 4 - Tekstslide

De vier functies van voedingsstoffen
  1. Bouwstoffen: stoffen die worden gebruikt bij de vorming van cellen en weefsels
  2. Brandstoffen: stoffen die energie leveren
  3. Reservestoffen: stoffen die worden opgeslagen in bepaalde delen van het lichaam
  4. Hulpstoffen (beschermde stoffen): stoffen die ervoor zorgen dat je gezond blijft

Slide 5 - Tekstslide

Energie uit je eten halen
- Energie uit je eten wordt berekend in kilocalorieën
- Om te kunnen vergelijken: kilocalorieën/100 gram
- Hoeveel calorieën je nodig hebt ligt aan een aantal factoren

Slide 6 - Tekstslide

'Dutch Giant' Olivier Richters is 2,18m. Hij is in 8 jaar 70 kg aan spiermassa aangekomen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Koolhydraten
  • Granen, rijst, bonen,  brood, suikers
  • Brandstof => glucose
  • Opgeslagen als glycogeen in spieren en lever (reservestof)
  • Bouwstof

Slide 9 - Tekstslide

Eiwitten
  • Vlees, vis, peulvruchten, noten, eieren
  • Bouwstof voor (spier)cellen en enzymen
  • Brandstof
  • Kan niet worden opgeslagen

Slide 10 - Tekstslide

Vetten
  • Olie, boter, noten, vlees, vis
  • Brandstof
  • Bouwstof voor celmembranen en hormonen
  • Opgeslagen onder huid, merg van holle beenderen en rond organen (reservestof)

Slide 11 - Tekstslide

Water
  • Belangrijk bestanddeel bloed, lymfe en weefselvloeistof
  • Bouwstof
  • Transportmiddel

Slide 12 - Tekstslide

Vitaminen en mineralen

  • Vitaminen: beschermende stof
  • Mineralen: beschermende stof en bouwstof

Slide 13 - Tekstslide

Overzicht

Slide 14 - Tekstslide

Voedingsvezels
Onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel

  • Nemen water op
  • Goed voor stoelgang (darmen)

Slide 15 - Tekstslide

Hoe weet je hoeveel energie in een voedingsmiddel zit?
Energie kan worden uitgedrukt in
kilocalorieën (kcal) of in kilojoule (kJ).

Aanduiding voor de hoeveelheid energie.

1 kcal = 4,2 kJ

Slide 16 - Tekstslide

Even aan de slag of door?


Aan de slag met opdracht: 5,6,7 (2x), 8
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide

Waarom heb je in de pubertijd meer energie nodig dan als volwassene?

Slide 18 - Tekstslide

Energiebehoefte

Energiebehoefte per dag hangt af van veel factoren;
1.  Geslacht
2. Leeftijd
3. Lichaamsgrootte; mannen hebben een groter lichaamsgrootte
4. Lichamelijke inspanning; oftewel hoeveel energie je verbruikt.

Als er veel energie binnenkomt en minder wordt verbruikt, dan wordt het omgezet in reservestoffen en zo opgeslagen als vet.
= hoeveelheid energie die een persoon per dag nodig heeft.

Slide 19 - Tekstslide

Ruststofwisseling
  • Energieverbruik in rust
  • Ademhaling, hartslag, bewegen darmen, werking nieren.
  • 1 uur stilzitten = 1 kcal/min.
  • 1 uur hardlopen = 9 kcal/min.

Slide 20 - Tekstslide

Energiebehoefte
Energiebehoefte is ook afhankelijk van je ruststofwisseling
>
Energie die nodig is om je lichaam draaiende te houden als je niet actief bent (vertering, ademhaling, hersenen etc)
> Deze is hoger bij sporters, zij verbranden meer energie in rust dan een normaal persoon

'Verbranden van energie' : Dissimilatie

Slide 21 - Tekstslide

Dissimilatie
= stapsgewijs afbreken van koolhydraten, eiwitten en vetten waarbij energie vrijkomt voor lichaamsprocessen
  • Volledige dissimilatie: alleen met zuurstof
  • Onvolledige dissimilatie: zonder zuurstof leidt tot melkzuur (verzuring)

Slide 22 - Tekstslide

Soort batterij

Slide 23 - Tekstslide

Opslag van energie
  • Koolhydraat (glucose)
=> glycogeen
=> spieren, lever.
  • Vet
=> in beenmerg, rond organen en onder de huid.
  • Eiwitten
=> worden niet opgeslagen

Slide 24 - Tekstslide

Diëten
Als je wilt afvallen moet je letten op de Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid (ADH) van stoffen.  

Gebrekziekte: ziekte die ontstaat door een gebrek aan een voedingsstof.

Slide 25 - Tekstslide

Pas op met diëten
Je kan ook te weinig eiwitten, vetten en koolhydraten binnen krijgen: 

- Eiwitten => spieropbouw
- Vetten => celmembraan
- Koolhydraten => hersenen
*van eiwitten en vetten kan glucose gemaakt worden*

Slide 26 - Tekstslide

Spoorelement
= mineralen waarvan kleine hoeveelheden nodig zijn

IJzer => rode bloedcellen
Calcium => bot-opbouw
Vitamine C => bindweefsels (heeft met weerstand tegen ziektes te maken)
Vitamine D => vrijmaken calcium voor opbouw botten

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk


Maken paragraaf 5.1:
- opdracht 9 t/m 13

Slide 28 - Tekstslide