brugklas 27 mei 2024

Bonjour P1C! 
mardi, le 27 mai 2025
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour P1C! 
mardi, le 27 mai 2025

Slide 1 - Tekstslide

Le programme pour aujourd'hui:
  • Quiz sur le verbe "aller" (gaan), la phrase négative et le vocabulaire.  Au choix: 
  • leren SO van 3 juni (apprendre 1 t/m 4) of 
  • woordzoeker maken
  • of werken aan bonusopdracht
  • Einde: Quizlet

Slide 2 - Tekstslide

Aller betekent...
A
gingen
B
doen
C
gaan
D
zullen

Slide 3 - Quizvraag

Wat was de tu-vorm van aller?
A
tu vais
B
tu va
C
tu vas
D
tu vont

Slide 4 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'aller' in:
Les amis ...
A
va
B
allons
C
vont
D
aller

Slide 5 - Quizvraag

Nous (aller)
A
vais
B
allez
C
allons
D
vas

Slide 6 - Quizvraag

aller
=
  gaan



Maak de juiste combinatie:
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
allons
vont
vais
allez
vas
va

Slide 7 - Sleepvraag

Vul de goede vorm van aller in:
Ma mère ______ au supermarché

Slide 8 - Open vraag

Welke vervoeging van 'aller' past in de volgende zin?
Il ... au collège
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 9 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'aller' in.
Je ............... faire du tennis.

Slide 10 - Open vraag

aller en ville
A
gamen
B
sporten
C
naar de stad gaan
D
de middag

Slide 11 - Quizvraag

Jullie gaan dansen =

Slide 12 - Open vraag

Grammaire apprendre 5
Je ne danse pas.                                   Ik dans niet.
Je ne parle pas français.                   Ik spreek geen Frans.

Je kunt denken aan een bril: 

Slide 13 - Tekstslide

Maak ontkennend met ne.... pas :
 Je travaille.  
ne
pas
travaille
je

Slide 14 - Sleepvraag

Nooit

Niets

Niet meer

Niet/geen
Andere ontkenningen.
ne...pas
ne...jamais
ne....plus
ne....rien

Slide 15 - Sleepvraag

Maak ontkennend:
Je regarde la télé.
A
Je regarde ne la télé pas.
B
Je ne regarde pas la télé.
C
Ne je pas regarde la télé.
D
Je ne regarde la télé pas.

Slide 16 - Quizvraag


Maak ontkennend:
Ils vont à la plage. 
A
Ils n'vont pas à la plage.
B
Ils ne vont pas à la plage.
C
Ils ne pas vont à la plage.

Slide 17 - Quizvraag

Maak ontkennend:
Je suis à Paris
A
Je ne pas suis à Paris
B
Je suis ne pas à Paris
C
Je ne suis pas à Paris
D
Je ne suis à Paris pas

Slide 18 - Quizvraag

Maak ontkennend met 'niet meer': C'est possible.
A
C'est ne plus possible.
B
Ce n'est pas possible.
C
C'est ne pas possible.
D
Ce n'est plus possible.

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Au choix:
  • Apprendre 1, 2, 3, 4 leren uit je boek / met Study Go of:
  • Bonusopdracht maken 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Link

Slide 23 - Link

Au revoir

Slide 24 - Tekstslide