HS 7 - Verandering in vorming

7.1 Vorming, verandering & institutionalisering
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

7.1 Vorming, verandering & institutionalisering

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Disclaimer
HS = institutionalisering toegepast op de 20e eeuw.
Andere voorbeelden van institutionalisering?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Institutionalisering
  • proces 
  • waarbij een complex van waarden & min of meer geformaliseerde regels vastgelegd worden
  • in standaard gedragspatronen die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren
Voorbeeld: vrouwenkiesrecht

  • waarde: gelijkheid tussen man en vrouw word vastgelegd regels over stemrecht
  • het werd standaard dat vrouwen gingen stemmen, hierdoor werd hun gedrag gereguleerd ('naar de stembus gaan')


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actief en passief kiesrecht
Passief vrouwenkiesrecht 1917 = er wordt wat voor je gedaan = mensen mogen op je stemmen (je mag jezelf verkiesbaar stellen)
1918 Suze Groeneweg 1e vrouw in de 2e Kamer

Actief vrouwenkiesrecht 1919: zelf iets doen = naar de stembus gaan

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De verzuilde samenleving
  • een institutie (geformaliseerde regels --> gedragsregulatie)
  • belangrijk in NL geschiedenis 
  • 4 zuilen (macroniveau)
  • binnen de zuilen was de cultuur sterk collectivistisch

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het gezin - 1920-1960 
= een institutie
- Kostwinnersgezin/bevelshuishouding
(grote machtsafstand, gehoorzaamheid, man aan het hoofd.
* tot jaren 60 moesten getrouwde vrouwen stoppen met werken
* kinderen hebben weinig te zeggen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verandering
Na WO2:
economische groei
babyboom
zelfstandige woning (individualisering...)
uitbreiding verzorgingsstaat (vb. institutionalisering)
1957: vrouwen niet langer handelingsonbekwaam

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor- en 
  • voorspelbaarheid 
  • minder risico's
  • herhaling van problemen voorkomen
  • meer tijd en ruimte (niet steeds regels uitvinden)
  • waarden vastleggen (statiegeld)
nadelen
  • minder flexibiliteit om zelf op te lossen
  • minder vrijheid?
  • Oerwoud aan regels (maat -vanmiddag)


* oranje = begrip/toepassing

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.2 Vorming, verandering & democratisering

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Democratisering
  • Het proces
  • van verandering van de machts- en gezagsverhoudingen
  • door een grotere inspraak en medezeggenschap van degenen met minder macht.
Verlaging stemgerechtigde leeftijd
  • 1965 --> 21 jaar, 1972 --> 18 jaar
  • Jongeren hadden eerst minder inspraak (want mochten niet stemmen), en ze kregen meer inspraak.







ook:
Vrouwenkiesrecht


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Democratisering
Politiek: bijv. actief en passief kiesrecht
Maatschappelijk: Burgers krijgen steeds meer rechten.
1. klassieke vrijheidsrechten
2. politieke grondrechten
3. sociale grondrechten (1983) www.denederlandsegrondwet.nl 
Breder: 
- in het gezin
- op school

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezin 1960-80
Verandering samenlevingsvormen. Naast kostwinnersgezin meer variatie. 
Samenwonen, scheidingen, (openlijk) homoseksuele relaties), onderhandelingshuishouden = sociale institutie
Min of meer geformaliseerde regels veranderden en zo werd het gedrag van kinderen op een andere manier gereguleerd. (hoe?)
Andere waarden werden belangrijk: eigen individualiteit ontwikkelen & ontplooiing.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gezin 1960-80
Andere factoren:
- Minder kinderen (pil, rationalisering)
- Moderne kerngezin in één huis
- Meer vrouwen werken (economische factor)
- Komst migranten (eco)
- sociale ongelijkheid tussen man en vrouw is sterk afgenomen door de emancipatie van de vrouw. (nog niet verdwenen)

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Socialisatoren
Toename welvaart --> jongerenculturen (verandering)
--> meer vrije tijd, meer invloed 'peergroup'
Grotere rol media --> mensen zagen meer verschillende normen en waarden --> ontzuiling.
Onderwijs belangrijker --> kinderen zaten langer op school, naast kennisoverdracht ook vorming van identiteit en overdracht normen en waarden door het onderwijs (MY va 1972)
Op school mening geven & inspraak in het klaslokaal: democratisering

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Jongerencultuur
Provo's (1965-1967) accepteerde het gezag van de dominante cultuur niet meer.

Waarom toen?


Erna:
Kabouterbeweging & 
Dolle Minas








Slide 16 - Tekstslide

tot 3:20 (korte intro provo) of tot 7:00 (uitgebreider met witte fietsenplan & invloed media)
7.3 Vorming, verandering & individualisering

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerlingen van een middelbare school kunnen in overleg met een studiebegeleider kijken welke vakken ze extra kunnen volgen en/of waar ze bijspijkeruren kunnen volgen
A
Collectivistisch
B
Individualistisch

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een vrouw is economisch afhankelijk van het salaris van haar man en heeft ook niet de diploma's om zelf makkelijk werk te kunnen vinden
A
Collectivistisch
B
Individualistisch

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Per gezin staan er vaak twee of meer auto's op de stoep omdat iedereen met een eigen rijbewijs wel wil kunnen wanneer hij/zij dat wil
A
Collectivistisch
B
Individualistisch

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In een gezin zitten alle meisjes op hockey en zijn de ouders ook erg betrokken bij de vereniging. de laatste dochter besluit echter op volleybal te gaan omdat ze dat leuker vindt. De ouders vinden dit jammer en halen haar over om toch op hockey te gaan.
A
Collectivistisch
B
Individualistisch

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Individualisering

Proces
waarbij individuen in toenemende mate hun zelfstandigheid op verschillende gebieden kunnen vergroten
VB jaren 60-80

Door ontzuiling zelf kiezen op welke partij men stemt.

Meer sociale mobiliteit (eigen carriere kiezen)

Individu steeds belangrijker


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verbanden!
Individualisering --> institutionalisering van gezinsbeleid (wetten over trouwen, scheiden, samenwonen)

zie voorbeelden p 130

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'80- '00
Individualisering zichtbaarder:
vrouwenemancipatie (goed op weg)
eenpersoonshuishoudens
verzorgingsstaat --> toename cognitieve (langer onderwijs) en eco machtsbronnen --> meerkeuzemaatschappij
opvoeding veranderd (bevelshuishouding -->onderhandelingshh), invloed tv > telefoon
Voordeel? Nadeel?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nu
minder toebedeelde relaties, meer verworven relaties
socialisatie meer door peers en media

Voor en nadelen!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7.4 Vorming, verandering & rationalisering

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rationalisering
uitleg op p 134!!!

"we kunnen ons eigen leven beheersbaarder en voorspelbaarder maken door het te ordenen en systematiseren"
Dating apps, google agenda, facebook, etc etc

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rationalisering in het verleden
OP ALLE GEBIEDEN (p. 135) o.a.:
Drieslagstelsel & andere landbouwvernieuwingen
Betere legers (tanks, buskruit etc etc)
Bestrijding ziekte (peniciline, bacterieen)

Na middeleeuwen wetenschappelijke manier van denken 
Verlichting: meer ordenen en systematiseren van de werkelijkheid
Industriele revolutie: doelgericht inzetten van middeleln om zo efficient en effectief mogelijke resultaten te behalen. (lopende band)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rationalisering en gezinnen
--> geloof in een maakbare samenleving
wetten --> meer beheersbaar --> institutionalisering (= meer onderzoek en beleid door overheid)
- De pil, vaccinaties
Rationalisering --> eco groei --> gevolgen voor gezin (consumptiegoederen, jeugdculturen, etc)

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rationalisering en overheidsbeleid in het heden

Pogingen om het gezinsleven beheersbaarder te maken
- vaderschapsverlof
Wetenschappelijk onderzoek naar effecten van beleid (ordenen en systematiseren)

Ook andere motieven voor beleid, bijv. ideologieeen -->

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ideologieen over gezin:
Confessionelen: gezin als hoeksteen vd samenleving, overheid moet ruimte geven voor traditionele man-vrouw rollen (bijv. belastingkorting gezinnen van éénverdieners)
Liberalen: vrijheid van het individu, overheid stelt zich neutraal op tov gezinnen (maakbaarheid vd samenleving???)
Sociaaldemocraten: ook vrijheid individu, maar grote rol overheid om gelijkheid te bevorderen (vrouwen quota, gelijkstellen samenlevingsvormen)

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

mogelijk gemaakt door rationalisering:
Homohuwelijk, wettelijk gezag meemoeder, afname betekenis kerk en gezin, effect van smartphone op relaties, Facebook, Insta, WhatsApp, meer afhankelijkheid en verbondenheid met de wereld, wereldwijde eco groei én crisis.

Kan de overheid alles voor ons regelen? (=maakbaarheid van de samenleving) --> verschuiving naar participatiesamenleving 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rationalisering Positief of negatief?
Zoek de 3 filosofische en 3 praktische nadelen.
p. 139

(er staan in dit stuk niet echt positieve gevolgen van rationalisering, bedenk die zelf!!)



Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij het maken van een groepsopdracht worden de taken verdeeld. Het onderzoek zal hierdoor sneller gaan en daardoor zal de oplossing voor het probleem eerder gevonden worden.
A
Ordenen en systematiseren v/d werkelijkheid om die voorspelbaar en beheersbaar te maken
B
Het doelgericht inzetten van middelen om zo efficiënt en effectief mogelijke resultaten te bereiken

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een aardbeving ging men vroeger bidden tot de goden om het te laten stoppen. Tegenwoordig kan men met de schaal van Richter meten hoe sterk aardbevingen zijn en verklaren waardoor de aardbevingen komen.
A
Ordenen en systematiseren v/d werkelijkheid om die voorspelbaar en beheersbaar te maken
B
Het doelgericht inzetten van middelen om zo efficiënt en effectief mogelijke resultaten te bereiken

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens de corona-crisis werd het aantal besmettingen, positieve tests en ziekenhuisopnames nauwkeurig bijgehouden om maatregelen op te baseren.
A
Ordenen en systematiseren v/d werkelijkheid om die voorspelbaar en beheersbaar te maken
B
Het doelgericht inzetten van middelen om zo efficiënt en effectief mogelijke resultaten te bereiken

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Door de uitvinding van de boekdrukpers konden ideeën van wetenschappers sneller worden verspreid. In veel kortere tijd werden van toen af aan meer mensen bereikt.
A
Ordenen en systematiseren v/d werkelijkheid om die voorspelbaar en beheersbaar te maken
B
Het doelgericht inzetten van middelen om zo efficiënt en effectief mogelijke resultaten te bereiken

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alexander Flemming merkt op dat bepaalde schimmels bacteriën doden en onderzoekt dit proces om penicilline te ontwikkelen.
A
Ordenen en systematiseren v/d werkelijkheid om die voorspelbaar en beheersbaar te maken
B
Het doelgericht inzetten van middelen om zo efficiënt en effectief mogelijke resultaten te bereiken

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Henry Ford bedacht de lopende band. Door arbeiders één taak te laten doen, konden auto's veel sneller en dus goedkoper worden gebouwd.
A
Ordenen en systematiseren v/d werkelijkheid om die voorspelbaar en beheersbaar te maken
B
Het doelgericht inzetten van middelen om zo efficiënt en effectief mogelijke resultaten te bereiken

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies