werkwoord gaan

het werkwoord ir (gaan) / el verbo ir (gaan)




gemaakt door: Ashley en Ella

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

het werkwoord ir (gaan) / el verbo ir (gaan)




gemaakt door: Ashley en Ella

Slide 1 - Tekstslide

wat betekent vamos?

Slide 2 - Tekstslide

antwoord
vamos betekent wij gaan.


vandaag gaan ik en ella jullie het werkwoord gaan uitleggen. 

Slide 3 - Tekstslide

ik ga: voy
jij gaat: vas
hij/zij/u gaat:va
wij gaan: vamos
jullie gaan: vais
zij gaan/ u gaat: van


Slide 4 - Tekstslide

wat is zij gaan/ u gaat?
A
van
B
vamos
C
ban
D
va

Slide 5 - Quizvraag

wat is wij gaan?

A
gamos
B
vamos
C
va
D
voy

Slide 6 - Quizvraag

wat is wij gaan?

A
gamos
B
vamos
C
va
D
voy

Slide 7 - Quizvraag

wat is wij gaan?

A
gamos
B
vamos
C
va
D
voy

Slide 8 - Quizvraag

vertaal deze zin:
si, voy al instituto
A
ja, jij gaat naar school
B
nee, ik ga naar school
C
ja, ik ga naar school
D
ja, hij gaat naar school

Slide 9 - Quizvraag

wat is jullie gaan?

A
vas
B
vamos
C
van
D
vais

Slide 10 - Quizvraag

vertaal deze zin:
mi hermano y yo vamos a clase
A
mijn broer en ik gaan naar de school
B
mijn stiefbroer en ik gaan naar school
C
mijn zus en ik gaan naar de les
D
mijn broer en ik gaan naar de les

Slide 11 - Quizvraag

wat is hij/zij/u gaat?
A
voy
B
vas
C
va
D
van

Slide 12 - Quizvraag

wat is ik ga?
A
voy
B
yo vamos
C
yo
D
ir

Slide 13 - Quizvraag

vertaal deze zin:
vas a la playa
A
zij gaan naar het strand
B
ik ga naar het srand
C
jullie gaan naar het strand
D
hij/zij gaat naar het strand

Slide 14 - Quizvraag

een tip
als je wilt zeggen dat je ergens naar toe gaat, gebruik je na het werkwoord ir het voorzetsel a, gevolgd door de plek

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide