Nieuwsbegrip Leeuwen Vragen

Donderdag 11 februari

  • Woorden herhalen Nieuwsbegrip
  • Vragen nakijken Nieuwsbegrip
  • Quiz
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2PraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Donderdag 11 februari

  • Woorden herhalen Nieuwsbegrip
  • Vragen nakijken Nieuwsbegrip
  • Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Woordenoverzicht

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 1.

Dierentuin Artis vind je in het centrum van Amsterdam. Je kunt beter niet met de auto gaan, want het is midden in de stad.

Wat betekent het centrum?

  1. het midden van een stad of dorp
  2. het hoogste gebouw van een stad
  3. een park of speelplek in de stad

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 2.

Op dit moment zijn er 3 leeuwen in Artis. Straks zijn er geen leeuwen meer.

Wat betekent op dit moment?
  1. nu
  2. later
  3. vaak

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 3.

Nu moeten de leeuwen weg uit Artis. Deze roofdieren gaan ergens anders naartoe. Artis had ook al geen tijgers meer.
Wat betekent het roofdier?

  1. het dier dat andere dieren doodmaakt en opeet
  2. het dier dat gras en kleine plantjes eet
  3. het dier dat zich goed kan verstoppen

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 4.

Het verblijf van de leeuwen is al heel oud. De dieren kunnen er niet goed in leven. Het hok is te klein.
Wat betekent ?

  1. de dieren waar je naar kijkt
  2. de mensen met wie je in huis woont
  3. de plaats waar je woont of bent

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 5.

De leeuwen zouden meer ruimte krijgen. Zodat ze zich goed kunnen bewegen.
Wat betekent de ruimte?

  1. de plaats die er is
  2. het eten dat er is
  3. de dieren die er zijn

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 6.

De dierentuin verdient geen geld zolang hij dicht is. Daarom kan er weinig gekocht worden.
Wat betekent verdienen?

  1. iets krijgen voor wat je hebt gedaan
  2. iets stelen omdat je het wilt hebben
  3. geld betalen voor iets dat je wilt kopen

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 7.

Het oude hok van de leeuwen is echt te klein. Het is geen grap. De leeuwen gaan niet voor niets weg.
Wat betekent echt?

  1. het is zo
  2. dat klopt niet
  3. dat zou kunnen

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 8.
Zoek de goede betekenis bij het woord.
het centrum
het roofdier
het verblijf
de ruimte
  •   het dier dat andere dieren doodmaakt en opeet
  •   de plaats die er is
  •   de plaats waar je woont of bent
  •   het midden van een stad of dorp, met veel winkels


Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 9.
Welk woord kun je het beste invullen?

De stad bestaat 500 jaar. De straten in … zijn daarom mooi versierd.

  1. het verblijf
  2. de ruimte
  3. het centrum

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 10.

Welke dieren zijn roofdieren?Er zijn 2 antwoorden goed.

  1. tijgers
  2. koeien
  3. ijsberen

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 10. Maak de zin af.

Op school is een actie voor een goed doel. We verkopen cupcakes en koekjes. 
Ik hoop dat we hiermee veel geld ….......

  1. bederven
  2. landen
  3. verdienen

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht 11. 
Kies de goede antwoorden. Er zijn twee antwoorden goed.

De leeuwen in Artis wonen in een verblijf. Wat zijn nog meer voorbeelden van een verblijf ?
  1. de trein naar huis
  2. het ziekenhuis
  3. een vakantiehuisje
  4. de wedstrijd

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 12. 

Welk woord past het best op de open plek in de zin?Ongelooflijk, wat hebben jullie veel ... in jullie woonkamer!

  1. 1. ruimte
    2. verblijf
    3. centrum

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht 13.
Zoek de goede betekenis bij het woord.


op dit moment
verdienen
echt
nu
zeker, het is zo
iets krijgen voor wat je hebt gedaan


Slide 16 - Tekstslide

1.
2.

Slide 17 - Tekstslide

Uit welke dierentuin moeten de leeuwen weg?
A
Burgers Zoo
B
Artis
C
Blijdorp
D
Dierenpark Emmen

Slide 18 - Quizvraag

Waarom moeten de leeuwen weg?
(2 antwoorden)
A
Het verblijf is te klein
B
Ze zijn oud
C
Het geld is op
D
De dierentuin gaat dicht

Slide 19 - Quizvraag

Welk dier is een roofdier?
A
IJsbeer
B
Schaap
C
Koe
D
Vis

Slide 20 - Quizvraag

Schrijf zoveel dieren op die je kent.
timer
2:00

Slide 21 - Open vraag

Fijne vakantie!

Slide 22 - Tekstslide