Prepositions

Time Schedule
06-05: Lesson preposition
13-05: Presentation part 1 (check when it is your turn!)
20-05: Grammar test (future-preposition-linkers)
27-05: Teacher in Bosnië (no English class)
03-06: Presentation part 2

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Time Schedule
06-05: Lesson preposition
13-05: Presentation part 1 (check when it is your turn!)
20-05: Grammar test (future-preposition-linkers)
27-05: Teacher in Bosnië (no English class)
03-06: Presentation part 2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goals for this lesson

After this lesson I...
- know what prepositions are
- know how to use prepositions
- Can use prepositions correctly

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions
Prepositions (voorzetsels) zijn woorden zoals on, in, at, for, from, into, between, after.

Ze worden veel gebruikt in het Engels.
Hetzelfde geldt voor het Nederlands. 
Denk bijvoorbeeld aan: bij, van, aan, voor, met, in, op.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

prepositions
Het Engels bevat zo’n 150 voorzetsels. Vele ervan hebben meerdere betekenissen, zoals ‘at’:
Don’t shout at me! (tegen)
I’ll see you at seven o’clock. (om)
I saw him at the railway station. (op)
I met her at the bus stop. (bij)
I’m really good at this. (in)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

prepositions
Een aantal voorzetsels is makkelijker te onthouden als je ze aan een thema koppelt.
  • Tijd (time)
  • Plaats (place)
  • Beweging (movement)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

prepositions tijd
Anders:
  • England have not won the World Cup since 1966. (sinds)
  • Steve has been ill for a week now. (al)
  • We need that report by Wednesday. (niet later dan)
  • I’m away from three to/till/until four. (van … tot)
  • Could you email us within a week, please? (binnen)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels van plaats
Anders:
  • Matthew lives close to the city centre. (dicht bij)
  • I often sit next to Lotte during meetings. (naast)
  • We have a shed at the back of / behind our house. (achter)
  • There’s a parking area across the road. (aan de overkant)
  • In front of our office there’s a cinema. (voor)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorzetsels van beweging
  • Let’s walk through this tunnel. (door)
  • Our family moved to Belgium in 2010. (naar)
  • We drove from Glasgow to Edinburgh. (van … naar)
  • I walked past a small, medieval church. (langs)
  • I saw them walk out of the building. (uit)
  • We skated across the lake. (over)

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste voorzetsels
In veel uitdrukkingen worden vaste voorzetsels gebruikt, bijvoorbeeld: by mistake (per ongeluk), out of fashion (uit de mode), on foot (te voet), by bus (met de bus).

Ook werkwoorden hebben in een bepaalde betekenis vaak een vast voorzetsel. Bijvoorbeeld: to apply for (solliciteren naar), to divide by three (door drie delen).

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste voorzetsels uitdrukkingen
  • in my opinion (naar mijn mening)
  • at the same time (tegelijk, tegelijkertijd)
  • in memory of (ter nagedachtenis aan)
  • lack of (gebrek aan)
  • need for (behoefte aan)
  • with regard to (met betrekking tot)
  • on average (gemiddeld)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste voorzetsels werkwoorden
(phrasal verbs)
  • to look after (zorgen voor)
  • to look at (kijken naar)
  • to look for (zoeken naar)
  • to suffer from (lijden aan)
  • to be good at (goed zijn in)
  • to be dependent on (afhankelijk zijn van)
  • to be in favour of (de voorkeur geven aan)

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I’m not good ... maths.
A
on
B
in
C
at

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I usually get up ... 8:15.
A
on
B
in
C
at

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sue works ... a petrol station in Hill Road.
A
on
B
in
C
at

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ms Finn is out of office __ (van) 28th April __ (tot en met) 12th of May.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

___ my opinion his remark shows a lack ___ respect for us.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

They’re ___ flight 311 ___ (vanuit) Hamburg.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions
This book was written _____ Bram Stoker.
A
near
B
by
C
on
D
through

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fill in the correct preposition

'I look forward ___ hearing ____ you.'
A
to, from
B
to, off
C
to, to
D
off, of

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which preposition is correct?
I finish school early ... Wednesdays
A
on
B
by
C
at
D
in

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Which preposition is correct?
She studies ... a famous university.
A
in
B
at
C
on
D
by

Slide 27 - Quizvraag

Buildings

in: wanneer je het hebt over het gebouw zelf
at:  wanneer je het hebt over de functie van het gebouw. 
Which preposition is correct?
Don't be shy, you're ... friends here!
A
between
B
under
C
among
D
by

Slide 28 - Quizvraag

In het NL zou je zeggen: je bent onder vrienden 

In het Engels is de regel: 
tussen 2 is between
tussen meer is among
Which preposition is correct?
The Netherlands is ... sea level.
A
below
B
under
C
beyond
D
by

Slide 29 - Quizvraag

In het NL zou je zeggen: onder zee niveau

In het Engels is de regel: 
under = er is direct iets onder het object
The paper is hidden under the rock

below = onder in de zin van op een lager niveau.

Have we ticked off all the lesson goals?
  • Homework --> teams period 4 --> prepositions
  • Work on your presentation!


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies