11.5 erfelijke aandoeningen

Startopdracht:
Kijk opdracht 2,3,5, 8 t/m 12 van 11.4 na.
Ken je de leerdoelen? 
We gaan het checken in de volgende vragen, start je laptop vast op.

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht:
Kijk opdracht 2,3,5, 8 t/m 12 van 11.4 na.
Ken je de leerdoelen? 
We gaan het checken in de volgende vragen, start je laptop vast op.

Slide 1 - Tekstslide

Check leerdoelen
Blz 140

Slide 2 - Tekstslide


Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken van 11.5.
Kun je de leerdoelen hiernaast uitleggen?

Uitleg 
Opdrachten 
Afsluiting 

Leerdoelen 11.5

-Je kunt een stamboom met de kenmerken van een familie lezen.



-Je kunt de oorzaken van aangeboren aandoeningen beschrijven.

-Je kunt de kans op een kind met een erfelijke aandoening voorspellen.
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Homozygoot
Heterozygoot
Dominant
Reccessief
Intermediair
2 gelijke genen voor één eigenschap
2 ongelijke genen voor 1 eigenschap
overheersend gen van een paar
onderdrukt gen van een genenpaar
Beide genen zijn even sterk, komen beiden naar voren in fenotype

Slide 4 - Sleepvraag

Een vrouw heeft 3 kinderen ze zijn allemaal jongens. Ze is zwanger van nummer 4. Hoeveel kans is er dat ze weer een jongen krijgt.
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de kans op nakomelingen in de F2-generatie met een heterogeen genotype?

Slide 6 - Open vraag

Gegevens halen uit een stamboom
Uit een stamboom haal je in de volgende situatie wat dominant is en wat recessief is:
Zoek twee gelijke ouders qua fenotype (uiterlijk). Krijgen zij een kind met een ander fenotype, dan:
* hebben de ouders het dominante fenotype 
* zijn de ouders allebei heterozygoot (bijv. Aa)
* Heeft het kind  het recessieve fenotype.(aa)

Slide 7 - Tekstslide

Welke drie conclusies trek je uit deze stamboom?

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het genotype van de vader?
Wat is het genotype van kind 2?
A
Vader AA Kind Aa
B
Vader Aa Kind aa
C
Vader aa Kind Aa
D
Vader AA Kind aa

Slide 9 - Quizvraag

3 conclusies uit deze stamboom?
De eigenschap van de ouders is dominant
De beide ouders zijn heterozygoot
Nummer 2 is homozygoot voor de recessieve eigenschap
Aa
Aa
aa
AA/Aa
AA/Aa

Slide 10 - Tekstslide

Drager

Als een aandoening recessief overervend is:

Dan heb je de aandoening alleen, als je het gen 2 keer hebt (aa)


Heb je Aa, dan ben je DRAGER, je hebt het gen wel, maar je bent niet ziek.

 Als 2 dragers nakomelingen krijgen, dan hebben zij 

25% kans op een kind met die aandoening (aa).


A = gezond

a = ziek(te)

Slide 11 - Tekstslide

Werken met een stamboom, vul de genotypen in de stamboom in gebruik de letter a
Maak opdracht 5 in je werkboek op blz 122

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht 5 
Alleen de genotype van Michiel en Kirsten kan je niet uit de stamboom halen

Aa     Aa     Aa       Aa      Aa              Aa          aa                Aa
A?             aa
aa            Aa
aa              A?            Aa             aa

Slide 13 - Tekstslide

Aangeboren afwijkingen
Een aangeboren afwijking kan ontstaan door:

1. Een fout in een gen (mutatie): erfelijke aandoening
2. Een fout bij de vorming van geslachtscellen  
    (bijv chromosoom teveel bij syndroom van Down)
3. Schadelijke stoffen of ziekteverwekkers

Slide 14 - Tekstslide

Mutaties
  • Plotselinge verandering van het DNA
  • Een organisme met gemuteerd allel in fenotype: mutant.
  • Mutatie in lichaamscel: genotype in de andere lichaamscellen verandert niet
  • Als in een geslachtscel een mutatie voorkomt, kan de mutatie worden doorgegeven aan de nakomelingen. 

Slide 15 - Tekstslide

 Een fout bij de vorming van geslachtscellen  
  • Als een zaadcel en een eicel gemaakt worden treed er Meiose op. 
  • Bij meiose worden de chromosoom paren gescheiden(par. 2)
  • Als dit niet goed gaat en er per ongeluk een heel chromosoom paar in een zaadcel of eicel terecht komt kan dit leiden tot teveel of te weinig chromosomen in de bevruchte eicel.
  • Sommige combinaties zijn levensvatbaar: Syndroom van Down( paar 21), Syndroom van Klinefelter (paar23)

Slide 16 - Tekstslide

Schadelijke stoffen of ziekteverwekkers
  • Bepaalde stoffen of ziekteverwekkers kunnen tijdens de zwangerschap door de placenta invloed hebben op het ontwikkelende kind.
  • Bijvoorbeeld Alcohol, drugs, bepaalde medicijnen.
  • Het medicijn softenon(blz. 125 ) 

Slide 17 - Tekstslide

11.5
Maken opdrachten:
5 t/m 9, 16, 19, 21 en 22 

Nakijken. 

Hoe zorg je dat je de stof voor de toets bijhoudt?

Pak de leerdoelen erbij
Kun je ze uitleggen? 
Na de opdrachten:
Keuze mogelijkheden om te werken aan leerdoelen:

  • Samenvatting boek gebruiken/ zelf een samenvatting maken
  • Kijk goed naar de bronnen!!
  • Leren, hoe? begrippen opschrijven?
  • Aantekeningen leren
  • Oefenen met test jezelf/ oefentoets/ (examentraining). In je boek/online.
  • werkboekvragen doornemen, welke vond je moeilijk? Snap je ze nu?
  • LessonUp lessen doornemen
  • ??
timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

De ziekte van Huntington is een erfelijke aandoening die bepaalde delen van de hersenen aantast. Is het gen voor de ziekte van Huntington dominant of recessief?
A
dominant
B
recessief
C
dit kun je niet uit de gegevens opmaken

Slide 19 - Quizvraag

Een kind van twee gezonde ouders heeft een erfelijke aandoening. Het allel voor deze erfelijke aandoening moet dus aanwezig zijn bij de ouders. Het gen voor deze aandoening ligt op chromosoom 4.
Erft deze erfelijke ziekte dominant of recessief over of is dit niet te bepalen?
A
Dominant
B
Recessief
C
Niet te bepalen

Slide 20 - Quizvraag

Polydactylie is een erfelijke aandoening. Iemand die polydactylie heeft, heeft te veel vingers of tenen.

Waar bevindt zich het erfelijke materiaal voor polydactylie?
In de celkernen van...
A
alle lichaamscellen
B
afwijkende lichaamscellen
C
cellen van vingers en tenen
D
geslachtscellen

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video