Trappen van vergelijking
1 / 10
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
arm
ärmer
ärmst
stellende trap
vergrotende trap
overtreffende trap
Slide 2 - Sleepvraag
Hoe maak je de vergrotende trap? (Komperativ)
bijvoeglijk naamwoord +...
bijvoeglijk naamwoord +...
Slide 3 - Open vraag
Hoe maak je de overtreffende trap?
bijvoeglijk naamwoord + ...
bijvoeglijk naamwoord + ...
Slide 4 - Open vraag
Wanneer krijgt de overtreffende trap (Superlativ) een extra -e?
A
bij alle bijvoeglijk naamwoorden
B
bijvoeglijk naamwoord eindigt op: -d,-t
C
bijvoeglijk naamwoord
eindigt op: -d/-t ,s-klank
D
bijvoeglijk naamwoord eindigt op: -n/-m
Slide 5 - Quizvraag
Hoe zeg je:
het best
het best
Slide 6 - Open vraag
Vul in:
Mein (klein) _____ Bruder ist 11 Jahre alt.
Mein (klein) _____ Bruder ist 11 Jahre alt.
A
klein
B
kleine
C
kleiner
Slide 7 - Quizvraag
Vul in:
Wir haben den (mooiste)___ Garten (m).
Wir haben den (mooiste)___ Garten (m).
A
schönste
B
schönst
C
schönsten
Slide 8 - Quizvraag
Er ist (het breedst)
A
am breitest
B
breitest
C
am breitesten
D
breitesten
Slide 9 - Quizvraag
Er ist (sneller dan) ich.
