Argumenteren par. 1 t/m 3

LESDOELEN
  • Onderscheid kunnen maken tussen feitelijke en waarderende argumenten;
  • Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen kunnen herkennen en begrijpen
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

LESDOELEN
  • Onderscheid kunnen maken tussen feitelijke en waarderende argumenten;
  • Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen kunnen herkennen en begrijpen

Slide 1 - Tekstslide

LESOPBOUW
  • Uitleg soorten argumenten (blz. 194)
  • Gezamenlijk maken opdracht 1
  • In groepjes maken opdr. 2 (10 minuten)
  • Uitleg tegenargumenten en weerleggingen  (blz. 195)
  • Maken opdracht 3 t/m 5

Slide 2 - Tekstslide

FEITELIJKE ARGUMENTEN
Deze argumenten zijn te controleren.
  • Ik ga morgen naar de film kijken in Kinepolis, want die bioscoop is bij mij om de hoek.

Slide 3 - Tekstslide

WAARDERENDE ARGUMENTEN
Over deze argumenten kun je van mening verschillen.
  • Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstraf krijgen. Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 2
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

TEGENARGUMENT
Je gebruikt een tegenargument om het standpunt van de ander te ontkrachten

Slide 6 - Tekstslide

WEERLEGGING
Je gebruikt een tegenargument om het argument van de ander te ontkrachten

Slide 7 - Tekstslide

VOORBEELD
Het is fijn dat de aarde opwarmt (standpunt), want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 8 - Tekstslide

Enkelvoudige argumentatie
  • Je hebt een stelling met slechts één argument
Roken moet helemaal verboden worden
  1. Het is slecht voor je gezondheid
 

Slide 9 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie onafhankelijk
  • Je hebt een stelling met meerdere argumenten
  • Ze kunnen los van elkaar gebruikt worden
Roken moet helemaal verboden worden
  1. Het is slecht voor je gezondheid
  2. Het stinkt ontzettend 

Slide 10 - Tekstslide

Nevenschikkende argumentatie afhankelijk
  • Je hebt een stelling met meerdere argumenten
  • Ze kunnen niet los van elkaar gebruikt worden
Ik wil niet in Groningen studeren
  1. Mijn broer studeert daar
  2. Ik kan echt niet met mijn broer opschieten 

Slide 11 - Tekstslide

Onderschikkende argumentatie
  • Je hebt een stelling met één argument dat vervolgens ondersteund wordt met een ander argument 
Roken moet verboden worden
  1. Het is slecht voor de gezondheid
  • Je kunt er kanker van krijgen
  • Je kunt er hart- en vaatziekten van krijgen

Slide 12 - Tekstslide

Meervoudig onderschikkende argumentatie
  • Je hebt een stelling met meerdere argumenten die je ondersteunt met andere argumenten

https://www.bruuttaal.nl/leerling/lezen/argumentatiestructuren

Slide 13 - Tekstslide

LESDOELEN BEHAALD?
  • verschillende soorten redeneringen kunnen herkennen

  • impliciete relaties tussen tekstdelen kunnen aangeven

Slide 14 - Tekstslide

REDENERINGEN
  1. oorzaak en gevolg
  2. een kenmerk of eigenschap
  3. voor- en nadelen
  4. voorbeelden
  5. overeenkomst/vergelijking
  6. autoriteit

Slide 15 - Tekstslide

1. oorzaak en gevolg
Een feit of gebeurtenis zal leiden tot een ander feit of gebeurtenis
  • Het zou mij niet verbazen als we straks allemaal buikpijn hebben (gevolg). Het vlees was namelijk nogal rood van binnen (oorzaak)

Slide 16 - Tekstslide

2. een kenmerk of eigenschap
Als alle onderdelen van een groep hetzelfde kenmerk hebben, dan heeft één onderdeel van die groep dat ook.
  • Jeroen is eigenlijk nog een groot kind, want hij speelt nog met zijn lego.

Slide 17 - Tekstslide

3. voor- en nadelen
Hierbij wordt een afweging gemaakt tussen de voor-en nadelen die iets heeft.
  • Als je 5 atheneum overdoet, krijg je wel een goede basis om in 6 atheneum met goede cijfers te slagen. Daar staat tegenover dat je het weliswaar heel zwaar krijgt in 6 atheneum, maar dat je toch ook nog wel kans hebt dat je slaagt. Ik zou het toch proberen in 6 atheneum.

Slide 18 - Tekstslide

4. voorbeelden
Het standpunt wordt ondersteund door voorbeelden.
  • Je kunt absoluut niet op hem rekenen. Zo kwam hij gisteren zonder af te bellen niet opdagen en toen hij een cadeautje zou kopen, was hij dat ook vergeten.

Slide 19 - Tekstslide

5. vergelijking of overeenkomst
Er wordt een vergelijking gemaakt tussen twee gevallen en er wordt een overeenkomst geconstateerd.
  • Als Geert meegaat krijgen we vast ruzie. De vorige keer dat hij meeging liep het ook uit de hand.

Slide 20 - Tekstslide

6. autoriteit
Wanneer een standpunt word ondersteund door een uitspraak van een deskundige of gezaghebbende bron
  • Je moet voortaan twee keer in de week vis eten. Laatst bleek opnieuw uit onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen dat regelmatig vis eten goed is voor hart, bloedvaten en geheugen.

Slide 21 - Tekstslide

LESDOELEN BEHAALD?
  • Onderscheid kunnen maken tussen feitelijke en waarderende argumenten;
  • Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen kunnen herkennen en begrijpen
  • Verschillende soorten argumentatiestructuren kunnen herkennen
  • Verschillende soorten argumentatieschema's kunnen herkennen.

Slide 22 - Tekstslide

HUISWERK
Deze week:
  • Leren voor de toets
  • Laatste les paragraaf 1 t/m 3 af

Slide 23 - Tekstslide