Gespecialiseerde opvang les 2

Gespecialiseerde opvang
Les 3
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 2-4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Gespecialiseerde opvang
Les 3

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
  • thema; Hechtingsproblematiek en stoornissen
  • We werken vandaag met een mindmap
Theorie over hechting en hechtingsproblematiek &stoornissen
  • tussendoor quiz beantwoorden 
  • videofragment
  • bespreken logboek hoe gaat het?

Slide 2 - Tekstslide

wat weet jij over hechting?

Slide 3 - Woordweb

kenmerken veilige hechting
  • Een kind durft op onderzoek uit (exploratie drang) 
  • Het kind vertrouwd erop dat ouders er voor hem/ haar zijn
  • Het kind kan omgaan met emoties als verdriet, boosheid en teleurstelling (kind heeft veerkracht)
  • Kinderen zoeken nabijheid met de personen met wie ze een gehechtheidsrelatie hebben.

Slide 4 - Tekstslide

wat zijn basisvoorwaarden voor een veilige hechting?
  • sensitief reageren.
  • zorgen voor continuïteit 
  • metalliseren

Slide 5 - Tekstslide

Sensitief reageren is?

Slide 6 - Open vraag

Sensitief reageren
  • Sensitief reageren houdt in dat de ouder open staat voor de signalen van het kind en daar passend op reageert. Dit vraagt veel betrokkenheid van de ouder bij het kind
  • Hierdoor leert het kind dat zijn of haar ouder beschikbaar is als veilige basis om de wereld te ontdekken én als veilige haven om nabijheid en troost te vinden.
. Dat houdt in dat de ouder:
  1. reageert als het kind naar de ouder kijkt of toenadering zoekt.
  2. een vriendelijke gezichtsuitdrukking heeft en naar het kind lacht.
  3. praat tegen het kind en vertelt wat hij of zij doet, bijvoorbeeld bij het aankleden, in bad doen of in bed leggen.
  4. speelt met het kind en leuke dingen met het kind doet.
  5. het kind positief benadert en het complimenten geeft.


Slide 7 - Tekstslide

Zorgen voor continuïteit
  • Continuïteit in de aanwezigheid van de gehechtheidspersoon is belangrijk om een veilige gehechtheidsrelatie te kunnen opbouwen. 
  • Kinderen kunnen zich aan een beperkt aantal volwassenen hechten. 
  • Het is belangrijk dat die volwassenen regelmatig dicht bij het kind zijn en contact met hem of haar hebben. Zo kan het vertrouwen groeien. 
  • Het aantal volwassenen dat voor het kind zorgt is bij voorkeur niet te groot en wisselt niet te vaak.

Slide 8 - Tekstslide

mentaliseren
  • Metalliseren betekent dat de ouder gevoelens en gedachtes van het kind ziet, herkent en erkent. 
  • Het gaat dus om het vermogen van de ouder om zich in te leven in het kind, bijvoorbeeld als het kind net is gevallen en begint te huilen. Een ouder die kan mentaliseren, erkent dan dat het kind huilt omdat het is gevallen en reageert hier passend op.
  • Als professional kun je zien of een ouder kan mentaliseren aan het volgende gedrag:
De ouder kijkt en luistert naar het kind.
De ouder benoemt wat hij of zij ziet aan het gedrag van het kind.
  • Het gedrag dat de ouder benoemt past bij de situatie, bijvoorbeeld door te zeggen wanneer het kind net gevallen is: ‘Je bent verdrietig omdat je gevallen bent, je hebt vast pijn.’


Slide 9 - Tekstslide

Metalliseren is
A
de ouder luistert naar het kind
B
de ouder gedrag van het kind kan voorspellen en daarop reageert
C
de ouder gevoelens van het kind ziet er erkend
D
Alle voorgaande antwoorden zijn juist.

Slide 10 - Quizvraag

onveilige hechting

Slide 11 - Tekstslide

vermijdend gehecht
ambivalent gehecht
gedesorienteerd gehecht
deze kinderen hebben, na veelvuldig te zijn afgewezen, geleerd geen beroep meer te doen op hun ouders als ze stress ervaren. Deze kinderen richten hun pijn, verdriet of angst eerder naar binnen, of reageren agressief bij spanning
deze kinderen zijn vooral onzeker door het sterk wisselende, inconsistente gedrag van hun ouders. Ze zoeken voortdurend nabijheid, zijn soms erg aanhankelijk, passief of boos.
Tekst Van deze kinderen wordt ook wel gezegd dat ze een ‘verstoorde gehechtheidsrelatie’ met hun ouders hebben. Deze kinderen zijn doorgaans opgegroeid met ouders die zowel een bron van steun als bron van angst zijn, bijvoorbeeld doordat de ouders het kind mishandelen of depressief zijn. Of doordat een ouder het kind niet kan beschermen tegen het geweld dat plaatsvindt in het gezin.

Slide 12 - Sleepvraag

hechtingsproblemen/ hechtingsstoornis
  • Een onveilige hechting leidt niet per definitie tot een hechtingsstoornis. 
  • De meest problematische groep is de groep die gedesorganiseerd gehecht is; zij hebben geen enkele strategie om met hun behoefte aan nabijheid en exploratie om te gaan. (er wordt gesteld dat zij de grootste overlap hebben met een hechtingsstoornis)

Slide 13 - Tekstslide

Onveilige hechting
gehechtheidrelaties kunnen verdeeld worden in vier categorieën:
  1. veilig: kinderen in veilige gehechtheidsrelaties zieken direct contact met of nabijheid tot gehechtheidspersonen en laten zich snel geruststellen. 
  2. Onveilig vermijdend: kinderen in vermijdende gehechtheid relaties zoeken weinig nabijheid en contact met de gehechtheidspersonen en wenden hun aandacht van deze personen af.
  3. onveilig ambivalent: Kinderen in ambivalente gehechtheidsrelaties reageren boos of passief op gehechtheidspersonen.
  4. Gedesorganiseerd: Kinderen in gedesorganiseerde gehechtheidsrelaties vertonen conflicterend gedrag of angst gericht op gehechtheidspersonen bijvoorbeeld als gevolg van bereidende en beangstigende vormen van verzorging. 

Slide 14 - Tekstslide

wat is het verschil tussen een hechtingsprobleem en hechtingsstoornis?

Slide 15 - Open vraag

hechtingsstoornis
Een hechtingsstoornis is een psychiatrische stoornis die ontstaat wanneer het kind geen duidelijk aanwijsbare gehechtheidsfiguur heeft op wie het zich kan richten, en aangetoond is dat de stoornis niet veroorzaakt wordt door een ontwikkelingsstoornis bij het kind). In feite slaagt het kind er niet in een gehechtheidsrelatie aan te gaan met zijn ouders of verzorgers ten gevolge van verwaarlozing in de eerste jaren. Hiervan is sprake in extreme situaties van verwaarlozing, mishandeling of frequente wisseling van verzorgers.

Slide 16 - Tekstslide

De DSM-5, het diagnostisch en statistisch handboek van psychiatrische aandoeningen van de American Psychiatric Association, onderscheidt twee typen stoornissen:

  • De geremde hechtingsstoornis (Reactive Attachment Disorder; RAD): Bij een geremde hechtingsstoornis zoekt een kind geen troost tijdens stress en reageert het niet of zelden op de troost die wordt aangeboden.
  • De ontremde contactstoornis (Disinhibited Social Engagement Disorder; DSED): Bij de ontremde contactstoornis benadert een kind onbekende volwassenen met onvoldoende terughoudendheid.
RAD wordt expliciet beschreven als een stoornis in de gehechtheidsontwikkeling, maar er is volop discussie in hoeverre DSED beschouwd kan worden als een stoornis in de gehechtheid. De DSM-5 beschrijft alleen het geremde type als hechtingsstoornis. De Amerikaanse en Nederlandse richtlijnen rekenen echter beide typen tot de hechtingsstoornissen.
Een onveilige gehechtheidsrelatie is omkeerbaar. 

Slide 17 - Tekstslide

Hoeveel procent van de bevolking heeft een hechtingsprobleem?
A
10 tot 15 %
B
15 tot 20 %
C
25 tot 30 %
D
30 tot 35 %

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel procent van de bevolking heeft een hechtingsstoornis?
A
1%
B
2%
C
5 %
D
7%

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

bronnen
  •  theorie boek gespecialiseerde opvang pedagogisch medewerker deel B
  • https://www.nji.nl/hechting-en-hechtingsproblemen/het-hoe-en-waarom-van-veilige-hechting
  • https://richtlijnenjeugdhulp.nl/problematische-gehechtheid/definitie/onveilige-gehechtheid

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

opdracht logboek
Je gaat gedurende periode 3 & 4 een logboek bijhouden waarin jij:
5 stoornissen
 3 soorten opvang
4 verschillende soorten methodieken
beschrijft die op jouw stage voorkomen én/ of jij interessant vind of waar jij je graag verder in wilt verdiepen.
De stoornissen: beschrijven wat de stoornis inhoud en wélke begeleiding jij als GPM-er het meest passend vind en waarom. Dus wat vraagt deze stoornis aan aanpak/ begeleiding.
Deze opdracht lever je in voor het einde van je stageperiode

Slide 24 - Tekstslide

voorwaarden logboek
Aantal bladzijdes; geen minimum of maximum als de afgesproken inhoud er maar in staat.
Voor het einde van jouw stage bespreek je dit logboek op jouw stage met jouw stagebegeleider en tenminste één andere collega (dus je presenteert het aan twee collega’s).
De duur hiervan is ongeveer een kwartier en je verteld kort over hoe jij jouw deskundigheid hebt vergroot betreft deze stoornissen, methodieken en soorten opvang en onderbouwd waarom je juist voor deze hebt gekozen.
Na afloop laat je, jouw stage begeleider onderaan jouw logboek tekenen dat jij de presentatie hebt gegeven en dit kun je oploaden in e-to als bewijslast.

Slide 25 - Tekstslide