H7 eco informele en formele productie

Economie
Leerdoelen:
  1. Je kent de productiefactoren die nodig zijn om te produceren;
  2. Je kent het verschil tussen arbeids- en kapitaalintensieve productie uitleggen en hierbij voorbeelden noemen.
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Economie
Leerdoelen:
  1. Je kent de productiefactoren die nodig zijn om te produceren;
  2. Je kent het verschil tussen arbeids- en kapitaalintensieve productie uitleggen en hierbij voorbeelden noemen.

Slide 1 - Tekstslide

Formele of informele productie?
Alleen formele productie wordt ook wel "productie in enge zin" genoemd.
Alle productie in ons land, dus zowel in de formele als in de informele sector samen, is productie in ruime zin.

Slide 2 - Tekstslide

Kies uit formele- of informele productie.

Jan laat 's avonds de hond uit.
A
Formele productie
B
Informele productie

Slide 3 - Quizvraag

Kies uit formele- of informele productie.

Jan werkt op zaterdag bij de bakker. Hij heeft hier een tijdelijk contract.
A
Formele productie
B
Informele productie

Slide 4 - Quizvraag

Kies uit formele- of informele productie.

Jan werkt op zaterdag bij de bakker. Hij heeft hier geen contract.
A
Formele productie
B
Informele productie

Slide 5 - Quizvraag

Kies uit formele- of informele productie.

Jan kookt 's avonds het avondeten voor hem en zijn vrouw.
A
Formele productie
B
Informele productie

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer je werkt in de formele sector, noemen we dit ook wel:
A
Productie in ruime zin
B
Productie in enge zin

Slide 7 - Quizvraag

Productiefactoren
Om een stoel te kunnen maken, heb je een aantal "dingen" nodig. Deze dingen noemen we ook wel productiefactoren. We onderscheiden vier verschillende productiefactoren, namelijk:

  1. Natuur
  2. Arbeid
  3. Kapitaal
  4. Ondernemerschap

Slide 8 - Tekstslide

Productiefactoren
Natuur:
Om een stoel te kunnen maken heb je materialen nodig, zoals hout. Met natuur bedoelen we dan ook alles wat de natuur levert, zoals grondstoffen, fosiele brandstoffen zoals olie en gas, de grond zelf, lucht, zonlicht en water.


Slide 9 - Tekstslide

Productiefactoren
Arbeid:
Als je al het materiaal verzameld hebt voor je stoel, moet je deze nog in elkaar zetten. We hebben dus arbeid nodig om de stoel daadwerkelijk te kunnen maken. Met arbeid bedoelen we zowel de lichamelijk als geestelijke inspanning die mensen leveren bij het produceren.


Slide 10 - Tekstslide

Productiefactoren
Kapitaal:
Het hout moet gezaagd worden, het ijzer moet gesmeed worden, de onderdelen moeten vastgeschroeft worden. We hebben dus materialen/machines nodig om de stoel te maken. Met kapitaal bedoelen we dan ook gereedschappen, gebouwen, machines en voertuigen.


Slide 11 - Tekstslide

Productiefactoren
Ondernemerschap:
Het maken van een stoel kost geld. Geld wat je ook had kunnen gebruiken om op vakantie te gaan. Nu je het besteedt aan het maken van een stoel, loop je een risico. Wat als de stoel niet verkoopt? Dan ben jij je geld kwijt. Met ondernemerschap bedoelen we dan ook het risico wat je loopt om winst of                                  verlies te maken.


Slide 12 - Tekstslide

Welke productiefactor(en) zie je op
de foto? Verklaar je antwoord.

Slide 13 - Open vraag

Wat wordt er volgens jou bedoeld met "geestelijke inspanning" bij de productiefactor arbeid?

Slide 14 - Open vraag

Kaasboer De Jong opent vanwege de grote vraag naar zijn kaas een kaaswinkel in Gouda. Noem drie voorbeelden van kapitaalgoederen die je in de kaaswinkel aantreft.

Slide 15 - Open vraag

Productiefactoren en beloningen
Tegenover de productiefactoren staat ook een beloning.

  1. Bij natuur is dat pacht.
  2. Bij arbeid is dat  loon
  3. Bij kapitaal is dat huur óf rente
  4. Bij ondernemerschap is dat (hopelijk) winst

Slide 16 - Tekstslide

Arbeid- of kapitaalintensief
Vroeger werd veel met de hand gemaakt, dat was dus heel arbeidsintensief. Tegenwoordig worden veel goederen voortaan met behulp van machines gemaakt.

Als er bij de productie van een product sprake is van meer handwerk dan hulp van machines, dan spreken we van arbeidsintensief. Andersom noemen we het kapitaalintensief.

Slide 17 - Tekstslide

Bij autofabriek Nedcar werken 1.500 mensen. Toch is de productie in deze autofabriek kapitaalintensief. Leg uit waarom Nedcar toch een kapitaalintensief bedrijf is.

Slide 18 - Open vraag

Bedrijfstak
Een bedrijfstak is een groep gelijksoortige beroepen.

Voorbeelden van bedrijfstakken:
  • Onderwijs
  • Bouw
  • Zorg
  • chauffeurs
  • zakelijke dienstverlening

Slide 19 - Tekstslide

Bedrijfstak
Bedrijfstak
Groothandel

Slide 20 - Tekstslide

Bedrijfskolom
Bedrijfskolom
Bedrijfskolom van brood

Slide 21 - Tekstslide

Toegevoegde waarde = €0,55
Toegevoegde waarde = €0,20
Toegevoegde waarde = €0,25
Toegevoegde waarde = €0,65
Toegevoegde waarde

Slide 22 - Tekstslide

Arbeidswetten
1. Arbeidstijdenwet: Regels voor werk- en rusttijden
2. Arbowet:Regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden

3. Minimumloon

Slide 23 - Tekstslide

CAO's
  • Veel sectoren hebben een CAO




  • En er zijn vakbonden die met bedrijven onderhandelen

Slide 24 - Tekstslide

CAO of contract?
Waar staat dit in:
1. hoeveel dagen vrij je mag nemen als je gaat verhuizen CAO
2. wat je rechten zijn als je wordt gevraagd om over te werken CAO
3. wat jouw werktijden zijn CONTRACT
4.  hoeveel vakantiedagen je hebt CAO
5. hoeveel jij verdient CONTRACT 
6. wat je moet doen als je tussentijds wil opzeggen CONTRACT/CAO
Soms staan er afspraken in zowel het contract als de cao 

Slide 25 - Tekstslide

Uitrekenen procentuele toename of afname:

(nieuw-oud): oud x 100      

Slide 26 - Tekstslide

1.2 Procentuele stijging of daling

Slide 27 - Tekstslide

Loonschalen
Hoe hoger de trede, hoe meer ervaring, hoe meer salaris

Bij de trede kijk je wel salaris daarbij hoort.

Slide 28 - Tekstslide

Indexcijfers
Berekeningen indexcijfers:

Indexcijfer berekenen?
  • (getal van nieuw jaar : getal van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

  • Wat is indexcijfer van 2015 en 2016?
timer
2:30

Slide 29 - Tekstslide

Productie en arbeid kun je in verschillende
productiesectoren indelen:
  • Primaire sector
       landbouw, visserij, winning van grondstoffen
  • Secundaire sector
       industrie, bouw, ambachten (bakker, slager)
  • Tertiaire sector
       commerciële dienstverlening
  • Quartaire sector
       niet-commerciële dienstverlening

Slide 30 - Tekstslide

Cirkeldiagram
Leerdoel: Ik kan gegevens uit een cirkeldiagram aflezen en een cirkeldiagram tekenen.

Slide 31 - Tekstslide

Arbeidsmotieven

Arbeidsmotieven


  • Geld verdienen
  • Nuttig of zinvol bezig zijn
  • Contacten met anderen

Slide 32 - Tekstslide

Ondernemingsplan
Een ondernemingsplan bestaat uit de volgende onderdelen:
  1. Bedrijfsidee
  2. Financieel plan
  3. Organisatie van het bedrijf
  4. Marktonderzoek en marketingplan
  5. Persoonlijke gegevens

Slide 33 - Tekstslide

Ondernemingsvormen

Slide 34 - Tekstslide

Ondernemingsvormen
Eenmanszaak
VoF
BV
NV
Eigenaar

directeur (1 persoon)
vennoten (meerdere personen)
aandeelhouders
aandeelhouders
Aansprakelijk
persoonlijk (hoofdelijk) met privé vermogen
persoonlijk (hoofdelijk) met privé vermogen
bedrijf, alleen inleg aandeel (verkopen / kopen alleen met toestemming)
bedrijf, alleen inleg aandeel (iedereen mag verkopen / kopen op de beurs)
Voordeel
- zelf baas
- alle winst voor jezelf
- taken verdelen
- vervanger bij ziekte
- meer geld
- niet privé aansprakelijk

- niet privé aansprakelijk

Nadeel
- privé aansprakelijk
- geen vervanger bij ziekte
- privé aansprakelijk
- winst moet je delen
- winst moet je delen
- winst moet je delen
Belasting
Inkomsten belasting
Inkomsten belasting
Vennootschapbelasting
Vennootschaps-
belasting

Slide 35 - Tekstslide