2 Oriëntatie in de 2- en 3-dimensionale wereld herhaling

Orientatie in de twee- en drie- dimensionale wereld
Hoofdstuk 2 Nu rekenen 3e editie
2.1 Vlakke figuren
2.2 omtrek en oppervlakte 
2.3 Inhoud 
2.4 Plattegronden  
2.5 Routes
2.6 Schaal en Schaallijn
2.7 Van 2 naar 3-dimensionaal
2.8 Referentie
      maten 
2.9 gemengde 
       opdrachten
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Orientatie in de twee- en drie- dimensionale wereld
Hoofdstuk 2 Nu rekenen 3e editie
2.1 Vlakke figuren
2.2 omtrek en oppervlakte 
2.3 Inhoud 
2.4 Plattegronden  
2.5 Routes
2.6 Schaal en Schaallijn
2.7 Van 2 naar 3-dimensionaal
2.8 Referentie
      maten 
2.9 gemengde 
       opdrachten

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn vlakke figuren?

Slide 2 - Woordweb

4.1 Vlakke figuren
  • Vlakke figuren zijn tweedimensionaal.
  • Lijnen die elkaar onder een rechte hoek (90°) snijden noemen we haaks of loodrecht.
  • Lijnen die dezelfde richting hebben en elkaar niet snijden noemen, zijn evenwijdig of parralel.

Slide 3 - Tekstslide

Welke figuren zijn vlakke figuren?
A
2, 7, 8
B
1, 3, 4, 5
C
1,3,8
D
geen

Slide 4 - Quizvraag

 Symmetrie
Een figuur die je kunt dubbelvouwen, zodat de beide helften netjes op elkaar passen, heet spiegelsymmetrisch of lijnsymmetrisch.

Slide 5 - Tekstslide

Symmetrie
Een figuur dat na draaien met zichzelf samenvalt, heet draaisymmetrisch.
Let op: een figuur is niet draaisymmetrisch als het pas bij helemaal ronddraaien op zichtzelf terecht komt.

Slide 6 - Tekstslide

Hoeveel keer komt de velg bij
ronddraaien op zichzelf terecht?
timer
1:00
A
10
B
5
C
1
D
7

Slide 7 - Quizvraag

Welke kaart is
niet draaisymetrisch?
1, 2, 3 of 4 ?

Slide 8 - Open vraag

Loodrecht en haaks betekent hetzelfde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Twee zijden in een vierkant die samen een hoek vormen, staan loodrecht op elkaar.
A
Waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

4.2 
2.2 omtrek en oppervlakte 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

4.3

Slide 13 - Tekstslide

2.3

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Inhoud (m3)
Wat past erin?
Lengte x breedte x hoogte (diepte)
= oppervlakte x hoogte (diepte)

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Een plattegrond is vaak in kleinere vakken verdeeld.
Plaatsen op de kaart wordenngegeven door de coördinaten van deze vakken.




2.4 Plattegronden

Slide 18 - Tekstslide

2.5 Routes
Een route beschrijf je met de richtingen linksaf, rechtsaf en rechtdoor.
Ook de windrichtingen worden vaak gebruikt.


Slide 19 - Tekstslide

Rekenen met schaal
Dus..... 1 cm is gelijk aan 1000cm in het echt

Slide 20 - Tekstslide

  • Zorg dat beide afstanden in dezelfde eenheid staat 
  • Onthoud dat alles zoveel groter of kleiner is als de schaal
  • Zorg dat het kleinste getal teruggebracht is naar 1

Slide 21 - Tekstslide

Hiernaast staat een tekening van de Eiffeltoren. De toren is in werkelijkheid 324 m hoog.
Hoeveel centimeter hoog is de Eiffeltoren op de tekening? Rond af op hele cm.
A
5
B
6500
C
65
D
50

Slide 22 - Quizvraag

2.7 Van 2 naar 3-dimensionaal
  • Ruimtelijke figuren zijn driedimensionaal.
  • De piramide, de balk, de bol, de kubus, de cilinder, de kegel en het prisma zijn voorbeelden van ruimtelijke figuren.

Slide 23 - Tekstslide

2.7 van twee naar drie dimensinaal 

Slide 24 - Tekstslide

piramide
cillinder
kegel
bol
balk
prisma
kubus

Slide 25 - Sleepvraag

2.8 Referentiematen 
Je leert schattingen maken met referentiematen voor oppervlakte en inhoud.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Hoofdstuk 2

Slide 28 - Tekstslide

Maak de oefentoets van hoofdstuk 2 

Slide 29 - Tekstslide

HUISWERK VAN P2
Maak hoofdstuk 2: alle paragraven 
 Voor de mensen die in de 2e editie werken is het huiswerk tot nu toe van P2 4.1 t/m 4.5 plus 10.1 en 10.2 

Slide 30 - Tekstslide

Opwarmer, probeer met de 4 cijfers uit te komen op 24

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Slide 33 - Tekstslide

Wat is de oppervlakte
van de cirkel
A
3,14 x 20 x 20
B
3,14 x 40 x 40
C
3,14x40
D
3,14 x20

Slide 34 - Quizvraag

de windrichtingen, de windstreken
de kompasroos



N  noord
O  oost
Z  zuid
W west
's Ochtends komt de zon het oosten op,
's avonds gaat de zon in het westen weg.
De woorden met een groene kleur moet je kennen.

Slide 35 - Tekstslide

Plattegronden en kaarten lezen
Op een plattegrond of kaart staan symbolen die informatie bevatten.
In een legenda staat de betekenis van symbolen, kleuren en tekens.
De kaart geeft informatie over het aantal dagen dat er sneeuw werd waargenomen.
In het noordoosten werd de meeste dagen sneeuw waargenomen.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Shana staat al op de hoek Weststraat/ Westsingel.
Hoeveel meter moet Shana nog lopen?

Slide 38 - Tekstslide

Shana staat al op de hoek
Weststraat/Westsingel. Hoeveel
meter moet Shana nog lopen?
A
50 meter
B
75 meter
C
100 meter
D
125 meter

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Routebeschrijving
In een routebeschrijving wordt beschreven hoe je op een bepaalde plaats kunt komen. Er worden soms windrichtingen gebruikt in een routebeschrijving. Je kunt windrichtingen aflezen op een windroos.

Slide 41 - Tekstslide

Lijnen die loodrecht op elkaar staan, maken een hoek van 45° met elkaar.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 42 - Quizvraag

4

Slide 43 - Video

Figuren kunnen we indelen in vlakke figuren en ruimtefiguren.
Sleep de namen van de figuren naar de juiste plek.
Vlakke figuur
Ruimte figuur
Ruit
Vlieger
Kubus
Piramide
Vierkant
Cilinder
Driehoek
Parallellogram
Rechthoek

Slide 44 - Sleepvraag

Slide 45 - Video

4.2 

Slide 46 - Tekstslide

Ben je vaardig in het rekenen 
routes en schaal ?

Opdracht op papier

Slide 47 - Tekstslide

Beheers je deze paragraaf?
Boven de 80 % mag je zelfstandig verder werken.

Maak keuze of je meedoet met de uitleg:

Slide 48 - Tekstslide

Werkmoment 2.7



Maak tweetallen en maak de opdrachten

OVERLEG met ELKAAR!!
timer
15:00

Slide 49 - Tekstslide