1HV Oefenen toets zinsdelen

Grammatica 
Zinsdelen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica 
Zinsdelen

Slide 1 - Tekstslide

Toetsonderdelen:



  • Een aantal theorievragen
  • Een juiste zinsverdeling kunnen herkennen
  • Bepalen uit hoeveel zinsdelen een zin bestaat
  • Herkennen wat voor zinsdeel onderstreept is
  • Zelf zinnen kunnen maken met een gegeven zinsdeel
  • WWG herkennen/noteren
  • Een aantal zinnen ontleden

Slide 2 - Tekstslide

Waar of niet waar?
Voor de persoonsvorm staan in een mededelende zin altijd meerdere zinsdelen
Antwoord
niet waar
Antwoord
niet waar
Antwoord
niet waar. Voorbeeld:
Ik ga naar huis. Alleen het onderwerp (ik) staat voor de PV.
Waar
Niet waar

Slide 3 - Poll

Waar of niet waar?
Om de PV te vinden kun je de zin veranderen van enkelvoud naar meervoud en andersom, het onderwerp verandert dan ook mee.
Antwoord
niet waar
Antwoord
niet waar
Antwoord
Waar
Waar
Niet waar

Slide 4 - Poll

Waar of niet waar?
Om het MV te vinden kun je de vraag stellen: 
(aan/voor) wie of wat + [gezegde] + [onderwerp] + [lijdend voorwerp]
Antwoord
niet waar
Antwoord
niet waar
Antwoord
Waar
Waar
Niet waar

Slide 5 - Poll

Welke verdeling in zinsdelen is juist?

Niet waar, altijd meer dan 1!
B
A. Op / Sint Maarten / wilde Laura / een nieuwe boot / kopen
B. Op Sint Maarten / wilde / Laura / een nieuwe boot / kopen
C. Op Sint Maarten / wilde / Laura een nieuwe boot / kopen
D. Op Sint Maarten / wilde / Laura / een nieuwe boot kopen

Slide 6 - Poll

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de volgende zin?
De lekkage zal over twee dagen verholpen kunnen worden

Antwoord
Nee, is een bijwoordelijke bepaling van plaats, want geen vaste combinatie 'hangen aan'

Antwoord
Je kunt het eerste deel van deze zin heel makkelijk vervangen door 1 woord:
Dan is Ties heel geconcentreerd.

Het eerste deel is dan ook een bijzin.

Slide 7 - Open vraag

Uit hoeveel zinsdelen bestaat de volgende zin?
De ouders van de volleybalsters kwamen de tevreden en vermoeide speelsters gisteren ophalen

Antwoord
Nee, is een bijwoordelijke bepaling van plaats, want geen vaste combinatie 'hangen aan'

Antwoord
Je kunt het eerste deel van deze zin heel makkelijk vervangen door 1 woord:
Dan is Ties heel geconcentreerd.

Het eerste deel is dan ook een bijzin.

Slide 8 - Open vraag

Wat is het onderstreepte zinsdeel?

Ik zag een man met oude kleren en een ongezond uiterlijk uit een vuilnisbak eten

Slide 9 - Open vraag

Wat is het onderstreepte zinsdeel?

In dit land moet iemand met heel weinig geld extra hard werken.

Slide 10 - Open vraag

Zelf zinnen maken
Maak zelf twee zinnen met het zinsdeel: mijn huisje in de Ardennen
- In de eerste zin is 'mijn huisje in de Ardennen' het onderwerp
- In de tweede zin is 'mijn huisje in de Ardennen' een ander zinsdeel
Antwoord
Nee, is een bijwoordelijke bepaling van plaats, want geen vaste combinatie 'hangen aan'

Voorbeeld
1. Mijn huisje in de Ardennen wordt volgende week opgeknapt.
2. Ik verhuis volgende week naar mijn huisje in de Ardennen.

Slide 11 - Open vraag

Wat is het WWG?
Gisteren om half negen stonden twee agenten op de deur te bonzen.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het WWG?
Hij had dat makkelijk moeten kunnen doen.

Slide 13 - Open vraag

Sommige werkwoorden kunnen géén lijdend voorwerp bij zich hebben. Kun jij er een bedenken?

Slide 14 - Woordweb

Maak zelf een zin met het werkwoord ‘bakken’. In de zin moet sowieso een meewerkend voorwerp staan.



Slide 15 - Open vraag

Strepen zetten

Benoem de zinsdelen van de zinnen en noteer:

Kies uit: 
persoonsvorm (pv), 
het onderwerp (ow), 
het werkwoordelijk gezegde (wg)
het lijdend voorwerp (lv), 
het meewerkend voorwerp (mv) 
de bijwoordelijke bepalingen (bwb).


Slide 16 - Tekstslide

Op klaarlichte dag werd de juwelier overvallen door een groep bendeleden

Slide 17 - Open vraag

Antwoord zin 1
Op klaarlichte dag / werd / de juwelier / overvallen / door een groep bendeleden


PV: werd
OW: de juwelier
WWG: werd overvallen
LV: -
MV: -
BWB: op klaarlichte dag, door een groep bendeleden

Slide 18 - Tekstslide

1HAb hier verder

Slide 19 - Tekstslide

Tijdens onze vakantie ging ik regelmatig zwemmen in de zee.

Slide 20 - Open vraag

Antwoord zin 2
Tijdens onze vakantie / ging / ik  / regelmatig / zwemmen / in de zee.

PV: ging
OW: ik
WWG: ging zwemmen
LV: -
MV: -
BWB: tijdens onze vakantie, regelmatig, in de zee


Slide 21 - Tekstslide

Vanwege de verjaardag van haar oma kocht Sabrina een cadeau bij de boekwinkel.

Slide 22 - Open vraag

Antwoord zin 3
Vanwege de verjaardag van haar oma / kocht / Sabrina / een cadeau / bij de boekwinkel.


PV: kocht
OW: Sabrina
WG: kocht
LV: een cadeau
MV: -
BWB: vanwege de verjaardag van haar oma, bij de boekwinkel


Slide 23 - Tekstslide

Ik ben klaar voor de toets!
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Dit onderdeel vind ik nog lastig:
Zinsdeelstreepjes zetten
Zinsdelen benoemen
LV vinden
MV vinden
LV en MV uit elkaar houden
BWB benoemen
Zelf zinnen maken
WWG benoemen

Slide 25 - Poll

Extra zinnen
Benoem:

  • PV
  • Zinsdelen
  • OW
  • WWG
  • LV
  • MV
  • BWB

Slide 26 - Tekstslide

Zin 1
Als bedankje gaven de leerlingen de betreffende docent prachtige cadeaus op de dag van de leraar.

Slide 27 - Tekstslide

Antwoord zin 1
Als bedankje / gaven / de leerlingen / de betreffende docent / prachtige cadeaus / op de dag van de leraar.


PV: gaven
OW: de leerlingen
WWG: gaven
LV: prachtige cadeaus
MV: de betreffende docent
BWB: als bedankje, op de dag van de leraar

Slide 28 - Tekstslide

Zin 2
Nog net voor zijn ontslag gaf de dierentemmer de slangen muizen te eten.

Slide 29 - Tekstslide

Antwoord zin 2
Nog net voor zijn ontslag / gaf / de dierentemmer / de slangen / muizen / te eten.


PV: gaf
OW: de dierentemmer
WWG: gaf te eten
LV: muizen
MV: de slangen
BWB: nog net voor zijn ontslag

Slide 30 - Tekstslide

Zin 3
Je kunt het morgen ook aan Sanne of Ivy vragen.

Slide 31 - Tekstslide

Antwoord zin 3
Je / kunt / het / morgen / ook / aan Sanne of Ivy / vragen.


PV: kunt
OW: je
WWG: kunt vragen
LV: het
MV: aan Sanne of Ivy
BWB: morgen, ook

Slide 32 - Tekstslide

Zin 4
Wie kan mij dat uitleggen?

Slide 33 - Tekstslide

Zin 5
Hoe ontleed je deze zin?

Slide 34 - Tekstslide