Werkwoordspelling groep 7
1 / 17
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Maud heeft de teksten (herstellen).
A
herstelt
B
hersteld
C
hersteldt
D
gehersteld
Slide 2 - Quizvraag
Ze kregen helaas niet de (hopen) uitslag te horen.
A
gehoopte
B
gehoopde
Slide 3 - Quizvraag
We hebben allemaal uit de fles (drinken).
A
gedrinkt
B
gedronken
Slide 4 - Quizvraag
Heleen heeft de vlek uit haar blouse (poetsen).
A
gepoetst
B
gepoetsd
Slide 5 - Quizvraag
We hebben het papier (vouwen).
A
gevouwt
B
gevouwd
C
gevouwen
Slide 6 - Quizvraag
Morgan heeft op het ijs (schaatsen).
A
geschaatst
B
geschaatsd
Slide 7 - Quizvraag
De bakker heeft de soesjes met slagroom (vullen).
A
gevult
B
gevuld
Slide 8 - Quizvraag
Sven heeft dat hele liedje (fluiten).
A
gefloten
B
gefluit
Slide 9 - Quizvraag
Gisteren (vermoeden) de juffen dat er iets niet pluis was.
A
vermoede
B
vermoedde
C
vermoeden
D
vermoedden
Slide 10 - Quizvraag
Jij (worden) niet erg aardig behandeld.
A
word
B
wordt
Slide 11 - Quizvraag
(Vinden) je vaak schelpen op het strand?
A
Vind
B
Vindt
Slide 12 - Quizvraag
Vorige week (blazen) jullie de ballonnen op.
A
blaasten
B
blaasden
C
bliezen
Slide 13 - Quizvraag
Mijn broertje (verwoesten) vroeger altijd mijn bouwwerk.
A
verwoeste
B
verwoestte
C
verwoesten
Slide 14 - Quizvraag
De kinderen (zwijgen) toen de juf wilde beginnen.
A
zwijgten
B
zwijgden
C
zwegen
Slide 15 - Quizvraag
Dat (gebeuren) mij nou altijd!
A
gebeurt
B
gebeurd
