Grammatica: persoonsvorm en onderwerp

Stap 1: Ga naar www.lessonup.app
Stap 2: Log in via Microsoft Team 
Stap 3: Je klikt op 'Ja, ik wil deelnemen aan de les'
                                         Welkom!
              Voordat de les is begonnen, heb jij:
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Stap 1: Ga naar www.lessonup.app
Stap 2: Log in via Microsoft Team 
Stap 3: Je klikt op 'Ja, ik wil deelnemen aan de les'
                                         Welkom!
              Voordat de les is begonnen, heb jij:

Slide 1 - Tekstslide

1) Korte terugblik: persoonsvorm vraagzin
2) Nieuw: uitleg onderwerp in een zin kunnen vinden
3) Spel






  Wat gaan we vandaag doen?

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
 Huiswerk:
Onderwerp: 

Slide 3 - Tekstslide

Volgende week: SO H1.7 en H1.8
Test jezelf: H1.7 en H1.8
Versterk jezelf -> leestekens -> vraagteken, punt,
  uitroepteken
Versterk jezelf -> werkwoordspelling -> OTT
NUMO: maak de oefentaken die klaar staan.
  Deze week

  • Alles afmaken en herhalen
     voor de repetitie.




  Volgende week

  • Dinsdag: laatste les
  • Woensdag: start toetsweek

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf de persoonsvorm op van de volgende zin:

Waar gaan wij straks naartoe?
A
Wij
B
Waar
C
Straks
D
Gaan

Slide 5 - Quizvraag

Hoe vind je de persoonsvorm in een vraagzin?
Zet de zin in een andere tijd: 
verleden tijd (v.t) of tegenwoordige tijd (t.t)

Voorbeeld:       
Waar gaan wij naartoe?  
-->  Waar gingen wij naartoe?                                     

Slide 6 - Tekstslide

Grammatica voor de toets

  • Persoonsvorm
  • Onderwerp

Slide 7 - Tekstslide

Het onderwerp vind je door:
wie of wat + persoonsvorm? = het onderwerp

Slide 8 - Tekstslide

Doel
Ik kan het onderwerp vinden in een zin.

Slide 9 - Tekstslide

2

Slide 10 - Video

00:00
Welke vraag stel je jezelf als je het onderwerp wilt vinden in een zin?

Slide 11 - Open vraag

Stappenplan:
1) Je zoekt altijd eerst de persoonsvorm
2) Daarna pas het onderwerp

Slide 12 - Tekstslide

02:05
Je moet het onderwerp vinden in een zin. Wat doe je als eerste?
A
Ik zoek meteen het onderwerp
B
Ik doe dit altijd in een vaste volgorde eerst de persoonsvorm vinden en daarna pas het onderwerp
C
Maak totaal niet uit in welke volgorde je dit doet. Je kunt gerust eerst het onderwerp vinden

Slide 13 - Quizvraag

Even oefenen: 
wie of wat +persoonsvorm? = ONDERWERP

  1. Mehmet schreef heel netjes.
  2. Ik fiets elke dag naar school.
  3. Meestal speelt hij centraal op het middenveld.

Slide 14 - Tekstslide

Onderwerp vinden: stappenplan
Vind de tijd (tegenwoordig of verleden)
Deze film hebben Ravi en ik gezien.
hebben = tegenwoordige tijd

Verander de tijd en de persoonsvorm

Persoonsvorm is altijd een werkwoord
Deze film hadden Ravi en ik gezien.
Benoem het onderwerp:
Wie/wat + pv
Wie of wat hebben deze film gezien? 
Antwoord: Ravi en ik

Slide 15 - Tekstslide

Ga naar Magister:
1)Dan ga je naar leermiddelen
2) Dan zoek je Talent Malmberg

Slide 16 - Tekstslide

Vragen over zinsdelen, leestekens, DT's of dicteewoorden?
Aan de slag! (mavo 1) ZS
13a, 13c, 14 t/m 18 online Talent
Wat?
Met wie?

Hulp?
 
Klaar?

Daarna?
timer
10:00
Ik loop een rondje na 5 minuten. Eerste 5 zelf proberen.
Ga je de woordjes leren op bladzijde 50. Dit is voor de eindtoets
Mag je iets voor jezelf doen in stilte
Alleen: de eerste 10 minuten, daarna met je buur

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

  1. Ik kan de les persoonsvorm vinden in een vraagzin.
  2. Ik kan uitleggen hoe je het onderwerp kan vinden in een zin
   Heb jij de lesdoelen behaald?

Slide 19 - Tekstslide

Typ hieronder jouw afsluiting. Kies uit:
- Een vraag
- Een onderwerp waar je meer uitleg over wilt.
- Iets dat je geleerd hebt deze les.

Slide 20 - Open vraag



- Test: persoonsvorm en onderwerp


 




- Leer alvast alle woordjes in de woordenlijst van pagina 50
Leren is herhalen
       Volgende les
         Huiswerk

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (ww.gez.)
ww.gez. = persoonsvorm + de andere werkwoorden in de zin

Volgende week gaan Yasmin en Elif shoppen.

pv = gaan
ww.gez. = gaan schoppen
Als er maar 1 werkwoord is, zijn de pv en het ww.gez. gelijk.

De meiden zien leuke schoenen.

pv = zien
ww.gez. = zien

Slide 23 - Tekstslide

Heb jij de leerdoelen behaald in deze les?

1) Kun je de persoonsvorm (pv) vinden in een zin.
2) Kun je het werkwoordelijk gezegde (ww.gez) vinden in een zin.

Slide 24 - Tekstslide

Tot de volgende les!
  • Schuif alsjeblieft jouw stoel aan.
  • Ga achter jouw stoel staan.
  • Alles weer netjes: grond? Tafel?

Dank je wel!

Slide 25 - Tekstslide