proef tekstverbanden

Deze les ga je...
...kijken of je de stof begrijpt en kan toepassen.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Deze les ga je...
...kijken of je de stof begrijpt en kan toepassen.

Slide 1 - Tekstslide

Welke signaalwoorden
ken je nog?

Slide 2 - Woordweb

Welke verbanden
ken je nog?

Slide 3 - Woordweb

WAAR
 NIET
WAAR
Signaalwoorden geven alleen verbanden aan tussen woorden en zinnen.
Een signaalwoord zorgt ervoor dat je een bepaald verband kunt herkennen.
Een signaalwoord is één woord.

Slide 4 - Sleepvraag

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
dus
maar
verder
zo
tegenstelling
opsomming
conclusie / samenvatting
voorbeeld

Slide 5 - Sleepvraag

Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
daardoor
doordat
want
wanneer
oorzaak-gevolg
voorwaarde
reden

Slide 6 - Sleepvraag

Slide 7 - Tekstslide

4 manieren om alinea's met elkaar te verbinden:
1. Met een signaalwoord
Het signaalwoord aan de begin van een alinea geeft het verband aan met de vorige alinea.

2. Door herhaling van een woord of woordgroep
Aan het begin van een alinea worden woorden of woordgroepen uit de vorige alinea herhaald.

Slide 8 - Tekstslide

4 manieren om alinea's met elkaar te verbinden:
3. Door overgangszinnen met een verwijzing
In een van de eerste zinnen staat een verwijzing naar iets wat eerder is gezegd, in de vorm van een verwijswoord.

4. Door aankondigende zinnen
De zin/de zinnen aan het einde van een alinea vertellen wat je in de volgende alinea kunt verwachten.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vragen
1. Waar verwijst 'Dat' (r. 1 ) naar?

2a. Welk signaalwoord voor uitspraak-opsomming zie je in alinea 1?
2b. Noteer de delen van het verband.

3a. Op welke manier zijn alinea 2 en 3 met elkaar verbonden?
3b. Aan welk(e) woord(en) zie je dat?

Slide 11 - Tekstslide

Vragen

4a. Op welke manier zijn alinea 3 en 4 met elkaar verbonden?
4b. Aan welk(e) woord(en) zie je dat?

5. Welk verband hoort bij het signaalwoord 'doordat' (alinea 5)?

6. Wat is het tekstdoel?

7. Wat is de tekstsoort?

Slide 12 - Tekstslide

Maak een zin met een signaalwoord.

Slide 13 - Open vraag


Wat is geen functie van signaalwoorden
in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is GEEN signaalwoord?
A
die
B
dus
C
maar
D
bovendien

Slide 15 - Quizvraag

Signaalwoord: omdat

Tekstverband
A
vergelijking
B
oorzaak - gevolg
C
reden
D
opsomming

Slide 16 - Quizvraag

Signaalwoord: maar

Tekstverband
A
vergelijking
B
voorbeeld
C
tegenstelling
D
opsomming

Slide 17 - Quizvraag

Signaalwoord: echter

Tekstverband
A
vergelijking
B
conclusie
C
tegenstelling
D
opsomming

Slide 18 - Quizvraag

Signaalwoord: daarom

Tekstverband
A
reden
B
voorwaarde
C
tegenstelling
D
opsomming

Slide 19 - Quizvraag

Signaalwoord: zoals

Tekstverband
A
voorwaarde
B
opsomming
C
reden
D
voorbeeld

Slide 20 - Quizvraag

Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord
'namelijk'?
A
conclusie
B
voorbeeld
C
reden
D
tegenstelling

Slide 21 - Quizvraag

Lesdoelen behaald?
Beantwoord de volgende vragen.

Slide 22 - Tekstslide

Lesdoel behaald? Ik kan signaalwoorden herkennen en benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 23 - Quizvraag

Lesdoel behaald? Ik kan tekstverbanden herkennen en benoemen.
A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quizvraag

Lesdoel behaald? Ik weet op welke 4 manieren alinea's met elkaar kunnen worden verbonden.
A
Ja
B
Nee

Slide 25 - Quizvraag

Dit vind ik nog moeilijk

Slide 26 - Open vraag

Einde van deze les!
Goed gedaan! Je mag nu verder lezen in je leesboek.

Slide 27 - Tekstslide