1.3 Gegevens vastleggen [Pulsar]

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Klas Binnenkomen

• Ga rustig naar je plaats
• Je bent startklaar voor de      les                        
• Aandacht voor de docent

       (let op teken docent!)

Tijdens de les

• Doe actief mee
• stoor niet        
• Bij vragen  eerst je vinger opsteken          
• Houd het lokaal netjes

Lesinhoud

paragraaf 1.3 [k1A]

• Opening
• Huiswerk controle / bespreken

• Nakijken en verbeteren
  

 1.3: opdracht 1 t/m 13

Klaar?

maken: begrippen blz. 34

• Uitleg: blz. 34 + 36
• Huiswerk: afmaken 1 t/m 13

• Evaluatie / afsluiting

Evaluatie: 

wat heb je geleerd?

Noem minstens drie dingen die je vandaag hebt geleerd.

Klas verlaten

• Je huiswerk is genoteerd
• Je werkplek netjes             achterlaten
• De docent bepaalt    wanneer je kunt gaan
• Je vertrekt rustig 

Lesinhoud

paragraaf 1.3 [G1B]

• Opening
• Huiswerk controle / bespreken

blz. 21; opdracht 20 /m 29

• Nakijken en verbeteren
  

opdracht 20 t/m 29

• Lezen: Extra blz. 22

maken: Extra opdracht 30 t/m 33

• Huiswerk volgende les: Test jezelf 1 [blz. 39]
  

• Evaluatie / afsluiting

Lesinhoud 

paragraaf 1.3; blz. 18 & 19

Waarom is schatten beter dan meten?

Wat is een eenheid?
 

Wat is een grootheid?

Welke eenheid gebruik je? 

Huiswerk

Paragraaf 1.3

Lezen: blz.18 t/m 22

Maken: 

Test jezelf; blz. 39

Klaar?     

nakijken en verbeteren

Klas Binnenkomen

• Ga rustig naar je plaats
• Je bent startklaar voor de      les                        
• Aandacht voor de docent

       (let op teken docent!)

1.3 Schatten en meten 

leerdoel 

1.3 meten en meet instrumenten

• Je weet wat grootheden en eenheden zijn
  
• Je weet met welk meetinstrument je welke eenheid meet
  
• Je weet hoe je eenheden kunt omrekenen. 

Aandachtspunt

Toets paragraaf 1.1 t/m 1.3

Dinsdag 14 december: G1B

Dinsdag 14 december: G1A 

Lesinhoud

paragraaf 1.3 [G1B/G1A]

• Opening
• Huiswerk controle / bespreken

Test jezelf 1 [blz. 39]

• Nakijken en verbeteren
  

opdracht 20 t/m 29 / opdracht:30 t/m 33

• Huiswerk volgende les: 

Leren voor toets 1.1 t/m 1.3

• Evaluatie / afsluiting

Huiswerk

Leren voor je toets

Paragraaf 1.1 t/m 1.3

Lezen: blz.18 t/m 22

Tip:

De begrippen en de bronnen goed doornemen

Lesdoedel

blz. 18 + 19(KGT)

blz. 32-33 (BK)

• Ik kan het verschil uitleggen tussen schatten en meten.
  
• Ik kan voorbeelden van grootheden noemen en de bijbehorende eenheden.
• Ik kan verschillende  meetinstrumenten benoemen en ik  weet waarvoor ik het kan gebruiken
• ik kan een aantal standaardeenheden benoemen. 

Begrippen

Leg de vetgedrukte begrippen uit:

schatten - meten - meetinstrument - standaardeenheid - grootheid

Hoe lang ben jij?

Kun je beter meten dan schatten?

schatten:  bedenk je hoe zwaar of groot iets

meten: als je zeker wil weten hoe zwaar of groot iets is

Meetinstrument: als je iets wilt meten

voorbeeld: tijd meet je met een klok of een stopwatch

Meetinstrumenten

Grootheid

Grootheid = Wat je wil meten

Lengte

Tijd

Massa (gewicht)

Gewicht (kracht)

Volume / inhoud

Temperatuur

Eenheid = uitgedrukt in (de maat waarin je iets meet)

Milimeter, Meter, Kilometer,

Seconde, Uur, Jaar

Gram, Kilogram,

Newton

Mililiter, Liter, Kubieke meter

Graden Celcius

Grootheid

sec

Welke van de onderstaande antwoorden is een EENHEID?

1. massa
2. gewicht
3. Newton
4. temperatuur

Grootheid

Eenheid

Massa

Volume

Temperatuur

Tijd

kilogram

seconde

mililiter

° Celcius

Klik op de afbeelding
Welke temperatuur geeft de meter aan?
[noteer ook de afkorting!]

De lengte van de tafel meet je met een meetlint

Wat is de grootheid in de zin hierboven

1. Meetlint
2. Tafel
3. Lengte
4. op meten

A. Wat wordt er bedoeld met standaardeenheid?
(zie blz. 34)
B. Geef 4 voorbeelden (zie bron 3, blz. 34)

A.

Standaardeenheid is een eenheid die overal ter wereld volgens afspraak wordt gebruikt. 

B.

seconde

meter

kubieke meter 

kilogram 

newton

kelvin

Lesdoelen

blz. 20 + 21

• Je kan de aanduiding voor gewicht benoemen

• Je kan uitleggen wat volume is en in welk eenheid het gemeten wordt

• Je kunt eenheden omrekenen
  

• Je kunt meetinstrumenten aflezen 

• Je weet voor welk grootheid  je een meetinstrument  kan gebruiken

Begrippen

Leg de vetgedrukte begrippen uit:

massa - volume - maatcilinder

MASSA EN GEWICHT

Massa = hoeveelheid moleculen

Gewicht = zwaartekracht

Op de aarde heeft een massa van 1 kilogram heeft een gewicht van 10 Newton

Een pak suiker van 1 kg wordt dus met een kracht van 10 Newton naar de aarde toe getrokken.

1 kg = 10 N

beide meet je met een weegschaal

Klas Binnenkomen

• Ga rustig naar je plaats
• Je bent startklaar voor de      les                        
• Aandacht voor de docent

       (let op teken docent!)

1.3 Schatten en meten 

Check in!

Leerdoelen:

• Ik kan eenheden omrekenen
  
• Ik kan meetinstrumenten aflezen
  
• Ik weet voor welk grootheid je een meetinstrument kan gebruiken

les overzicht  

Wat:

Je kunt eenheden omrekenen                       

Je kunt meetinstrumenten aflezen

Je weet voor welk grootheid je een meetinstrument kan gebruiken

Hoe: D D U

Hw bespreken in tweetal ;  daarna elkaars HW nakijken en verbeteren

korte evaluatie (klassikaal)

Uitleg: Opdracht Poster practicumlokaal (volgende les 4, di 22 nov en uitleg practicum lokaal

Huiswerk: Maken: 1.3 Test jezelf, opdracht 1 t/m 6  blz. 61

HOE NAUWKEURIG MEET JE?

Grootheden kun je meten in verschillenden eenheden

Als voorbeeld de grootheid LENGTE:

van stad tot stad meet je in kilometers (km)
van muur tot muur in het lokaal meet je in meters (m)

de lengte van je pen meet je in centimeters (cm)

de dikte van een spijker meet je in millimeters (mm)

Hoe nauwkeurig meet je?

Ezelsbruggetje

kan   het    dametje    met    de   cm   meten

km    hm    dam            m        dm  cm  mm

kan hij dan met die chick mee

kan het domme mannetje de computer maken

Omrekenen van eenheden

3 m = 30 dm = 300 cm = 3000 mm

40 m = 4 dam = 0,4 hm = 0,04 km

Omrekenen van eenheden

Reken om:
3000 mL = ................. L

Welke van de onderstaande antwoorden is een GROOTHEID?

1. kilogram
2. liter
3. Newton
4. temperatuur

Welke eenheid hoort NIET bij de grootheid LENGTE?

1. km
2. m
3. mm
4. mL

Welk meetinstrument kun je het beste gebruiken om de inhoud (volume) te meten van een glas ranja?

1. keukenweegschaal
2. maatbeker
3. meetlat
4. thermometer

Welke grootheid meet je met een stopwatch?

1. volume
2. massa
3. tijd
4. seconden

Je hebt 50 gram meel nodig voor 1 koekje.
Je hebt een pak van 1 kilogram meel.
Hoeveel koekjes kun je hiermee maken?
Schrijf je berekening op!

OMREKENEN

1 kg

1 L                             

1000 g

1000 mL                      

=

Afkortingen:

Meetinstrumenten

Lees de maatcilinder af

Lees de maatcilinder af

fout

goed

de onderste waterlijn komt bíjna bij 83 ml

MEETINSTRUMENT

Je meet een grootheid altijd met een passend meetinstrument.

Zo meet je de afstand tussen Leeuwarden en Harlingen niet met een meetlatje van 10cm, of wel?

Voor iedere klus is er het juiste meetinstrument

de dikte van een visdraad geef je aan in

1. centimeters
2. meters
3. kilometers
4. milimeters

de afstand van school tot je huis geef je aan in

1. centimeters
2. meters
3. kilometers
4. milimeters

Samengevat

Meten

• Meten = m.b.v. meetinstrument 
  
  
• Grootheid = een eigenschap die je kunt meten (lengte, massa, temperatuur) 
• Eenheid = een afgesproken maat, staat achter het getal (meter, kilogram) 

De liniaal is 10 cm.
Hoe lang is de blauwe streep?