hoofdletters en leestekens

Na deze les weet ik:

- wanneer je hoofdletters en kleine letters gebruikt.
- wanneer je de verschillende leestekens gebruikt.


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Na deze les weet ik:

- wanneer je hoofdletters en kleine letters gebruikt.
- wanneer je de verschillende leestekens gebruikt.


Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 2 - Woordweb

Hoofletters

- Aan het begin van de zin.
Let op:
- In de morgen zet ik koffie.
- 's Morgens zet ik koffie.
- Ik ben 36 jaar.
- 36 jaar geleden werd ik geboren. (na een cijfer geen hoofdletter meer)

Slide 3 - Tekstslide

Bij namen en woorden die van namen zijn afgeleid (Jan, Jans fiets).
Bij eigennamen (Noorwegen, Praxis, Apple, Frans, Kerst, het Rode Kruis, de WAO, Kiezelstraat 11).
Bij bijvoeglijke namen die van eigennamen zijn afgeleid (Zuid-Amerikaanse, Franse liedjes, Duitse vakantiegangers).
Let op bij namen van mensen:* Geert van der Veen, de heer G. van der Veen, de heer Van der Veen.

Slide 4 - Tekstslide

kleine letters
Bij namen van dagen, maanden, seizoenen of windstreken (maandag, zuidoosten, zomer, januari).



Slide 5 - Tekstslide

leestekens 
Punt, uitroepteken en vraagteken: einde van de zin.

 Na een gewone zin komt een punt, na een vraag komt een vraagteken en na een uitroep komt een uitroepteken.

Let op: gebruik nooit twee van deze leestekens na elkaar.


 

Slide 6 - Tekstslide

Komma
* Tussen twee persoonsvormen
voorbeeld: als de juf jarig is, viert ze haar verjaardag op school

*Voor voegwoorden (want, maar, omdat, als, doordat, terwijl)
voorbeeld: Ik ga snel naar huis, want het regent.

Let op: voor de woorden 'en' en 'of' komt geen komma.

Slide 7 - Tekstslide

EVEN OEFENEN....

Slide 8 - Tekstslide

Goed of fout?
Meneer hazelaar
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quizvraag

Goed of fout?
Noord-Holland
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quizvraag

Goed of fout?
ik ga op vakantie naar Australië.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quizvraag

Goed of fout?
Jan Van der Veen
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quizvraag

Goed of fout?
In Januari is het winter.
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

Leestekens

Slide 14 - Tekstslide

Welk leesteken hoort er achter de zin?
Vind jij leestekens moeilijk

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 15 - Quizvraag

Welk leesteken hoort er achter de zin?

Ik ben blij dat het bijna vakantie is

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 16 - Quizvraag

Welk leesteken hoort er achter de zin?
Schiet toch eens op
A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 17 - Quizvraag

Goed of fout?
Ik ben moe maar ik ga nog niet naar bed.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag