3vm unit 5 grammar

3vm unit 5 grammar
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

3vm unit 5 grammar

Slide 1 - Tekstslide

contents 
Must / mustn't
imperative
could / couldn't
gerund

Slide 2 - Tekstslide

Must - Mustn't 
must + hele werkwoord 
-->moeten (persoonlijke noodzaak) / kan niet anders
We must visit grandma, we haven’t seen her in ages!

I must ask you to leave now.

mustn’t + hele werkwoord 
--> niet moeten / mogen
I mustn’t be home late.

You mustn’t tell people what to do.

Slide 3 - Tekstslide

Tag Questions

Slide 4 - Tekstslide

Could + couldn't
mogelijkheid
That could work. 
zou kunnen
I couldn't tell you his name. 
zou niet kunnen
voorstel
We could watch Harry Potter.
zouden kunnen
Couldn't we ask him?
zouden niet kunnen
beleefde vraag
Could I get some ice cream?
zou mogen
Could I go to the toilet?

Slide 5 - Tekstslide

Gerund = verb + ing
 a verb (ww) + ing = noun (zelfstandig naamwoord)
Je kunt een gerund gebruiken na werkwoorden zoals: Love, stop, start and enoy. 

shop (verb) + ing = shopping (noun)               = gerund
game (verb) + ing = gaming (noun)                  = gerund
eat (verb) + ing = eating (noun)                          = gerund 

Slide 6 - Tekstslide

Tag questions
Als de zin bevestigend is, is de tag question ontkennend.

Als de zin ontkennend is, is de tag question bevestigend.

Slide 7 - Tekstslide

Imperative
wel doen! (+)
Niet doen (-)
Read a book
Don't/ do not run
Listen to the teacher
Don't/ do not mess it up

Slide 8 - Tekstslide

Welke hoort er NIET bij?
Gebruikt could / couldn't ...
A
In een beleefde vraag
B
Om aan te geven dat je iemand kent
C
Bij het geven van een mogelijkheid
D
Als je iets voorstelt

Slide 9 - Quizvraag

Imperative:
Wees op tijd!

A
You must be on time!
B
You have to be on time!
C
Be on time!

Slide 10 - Quizvraag

Gerund or no gerund:
He is WATCHING the game.
A
gerund
B
no gerund

Slide 11 - Quizvraag

Vul in: can - can't - could - couldn't
I was so excited that I ______ sleep.
A
can
B
can't
C
could
D
couldn't

Slide 12 - Quizvraag

Vul in: can - can't - could - couldn't
Unfortunately, I really ______ sing at all.
A
can
B
can't
C
could
D
couldn't

Slide 13 - Quizvraag

Vul in: can - can't - could - couldn't
If I _____ turn back time, I would definitely do it.
A
can
B
can't
C
could
D
couldn't

Slide 14 - Quizvraag

gebruik must / mustn't
You ... forget to water the plants.
A
must
B
mustn't

Slide 15 - Quizvraag

Een goede gerund is
A
We are eating right now.
B
I love eating outside

Slide 16 - Quizvraag

Selecteer de gerund
A
That bird is flying.
B
Flying is fun.
C
I am going to fly.
D
Birds can fly.

Slide 17 - Quizvraag

Selecteer de gerund
A
I like running.
B
I can run very fast.
C
James isn't a fast runner.
D
She is running the marathon.

Slide 18 - Quizvraag

Imperative:
Schiet op!
A
You have to hurry up!
B
Hurry up!

Slide 19 - Quizvraag

Must or mustn't?
"You ... smoke. It's not healthy."
A
must
B
mustn't

Slide 20 - Quizvraag

Vul in: could - couldn't
If I _____ become a millionaire,
I would definitely do it.
A
could
B
couldn't

Slide 21 - Quizvraag

Je gebruikt MUST / MUSTN'T als...
A
...er sprake is van een noodzakelijkheid.
B
...er sprake is van een regel die iets nodig maakt.
C
...er sprake is van een regel of omdat je iets belangrijk vindt.
D
...je iets belangrijk vindt.

Slide 22 - Quizvraag

Imperative:
Steek niet over!
A
Cross not the road.
B
You cross not the road.
C
Don't cross the road.

Slide 23 - Quizvraag