Grammar Recap

Grammar Recap Unit 5
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar Recap Unit 5

Slide 1 - Tekstslide

Must / Mustn't 
Imperative
Gerund
Could / Couldn´t 
Be allowed to
Can / Can´t 
Irregular verbs
Moeten/ niet moeten of mogen
Onregelmatige werkwoorden 
Kunnen / niet kunnen / mogen (regels)
Wel doen / niet doen
gebiedende wijs
Mogen
Kon, zou kunnen
/ kon niet, zou niet kunnen
Zelfstandig naamwoord
(werkwoord + ing))

Slide 2 - Sleepvraag

Welk grammatica onderdeel vind jij het moeilijkst / wil je nog een keer herhalen?
Must / Mustn't
Imparative
Gerund
Could / Couldn't
Be allowed to
Can / Can't
Irregular verbs

Slide 3 - Poll

Must - Mustn't 
must + hele werkwoord 
-->moeten (persoonlijke noodzaak) / kan niet anders
We must visit grandma, we haven’t seen her in ages!

I must ask you to leave now.

mustn’t + hele werkwoord 
--> niet moeten / mogen
I mustn’t be home late.

You mustn’t tell people what to do.

Slide 4 - Tekstslide

+ (work) My friend ___________ this weekend.

Slide 5 - Open vraag

- (be) Hurry up! You _________ late!

Slide 6 - Open vraag

Imperative
The imperative is what we in Dutch call: de gebiedende wijs.



Wel doen
Niet doen
This is used to tell people what to do. 
This is used to tell people NOT to do something. 
Keep quiet
Pick up those bags
Don´t run
Don´t say a word

Slide 7 - Tekstslide

Which sentence is written in the imperative?
A
Run away! As fast as you can!
B
Can you run away, please?
C
My mother never told me to run.
D
Did he run away?

Slide 8 - Quizvraag

Use an imperative:
in this lake. (not/to swim)

Slide 9 - Open vraag




Een 'gerund' (werkwoord + ing) gebruik je als zelfstandig naamwoord. Je gebruikt dit bij drie verschillende situaties:








Gerund
1. Als onderwerp
Singing is fun
2. Na werkwoorden
I love travelling
3. Na voorzetsels
I am fond of dancing

Slide 10 - Tekstslide

Maak een gerund: (Swim)
________is my favourite hobby

Slide 11 - Open vraag

Maak een gerund: (play)
Did you see Peter on your way here? He loves ____in the street.

Slide 12 - Open vraag

Maak een gerund: (Draw)
He is good at ________.

Slide 13 - Open vraag

Could - Couldn´t 
Could + hele werkwoord 
--> Zou kunnen 

--> Kon 
We could go to the cinema

He could run faster than anybody else
Couldn´t + hele werkwoord 
--> Zou niet kunnen 

--> Kon niet
We couldn´t go to the cinema.

She couldn´t make it on time

Slide 14 - Tekstslide

They _____ play games the whole day. They don't have school!
A
could
B
couldn't

Slide 15 - Quizvraag

He _____ cycle there. His bike is broken
A
could
B
couldn't

Slide 16 - Quizvraag

Be allowed to
Be allowed to + hele werkwoord 
--> Mag
He is allowed to go now

I was allowed to do it alone
Be not allowed to + hele werkwoord 
--> mag niet
He isn´t allowed to go now

I wasn´t allowed to do it alone

Slide 17 - Tekstslide

To be allowed to (-)
I _________ (punch) my little sister.

Slide 18 - Open vraag

To be allowed to (+)
Hurray, Shannon __________ (come) to my sleepover.

Slide 19 - Open vraag

Can - Can´t 
Can + hele werkwoord 
--> Mogen / kunnen

-->Mogen (regels)
You can come to my party


People over 18 can vote
Can´t + hele werkwoord 
--> Niet mogen / niet kunnen

--> Niet mogen (regels)
He can´t swim, because he is ill


You can´t drive without a license

Slide 20 - Tekstslide

can of can't:
Monkeys ... play the violin.
A
can
B
can't

Slide 21 - Quizvraag

Translate & use can/can't
Je mag niet op het gras lopen.

Slide 22 - Open vraag

Irregular verbs
tijdsvorm
vaste spellingsregel
past simple (verl. tijd)
stam + -ed
I walked to school.
past perfect (volt. teg. tijd)
have/has + stam + -ed
She has worked today.
Irregular verbs moet je uit je hoofd kennen

Slide 23 - Tekstslide

Irregular Verbs
Infinitive
Past Simple
Present Perfect
Bite
Bit
Bitten
Draw
Drew
Drawn
Grow
Grew
Grown
Hang
Hung
Hung
Pay
Paid
Paid
Run 
Ran
Run
Infinitive
Past Simple
Present Perfect
Shut
Shut
Shut
Sting
Stung
Stung
Swell
Swelled
Swollen
Take
Took
Taken
Wake up
Woke up
Woken up

Slide 24 - Tekstslide

Irregular verbs:
Wat is het rijtje van het werkwoord:
bijten
A
bite - bitten - bit
B
bite - bit - bitten
C
bite - bitten - bited
D
bitten - bite - bit

Slide 25 - Quizvraag

Irregular verbs:
Wat is het rijtje van het werkwoord:
groeien
A
grew - grown - grow
B
grow - grewed - grown
C
grow - grown - grew
D
grow - grew - grown

Slide 26 - Quizvraag

Irregular verbs:
Wat is het rijtje van het werkwoord:
Nemen
A
to take- tooked- taken
B
to take- took - taken
C
to take- taked- took
D
to take- taked- taken

Slide 27 - Quizvraag

- Leg je Chromebook weg

- Werk rustig.

- Heb je een vraag? Overleg met je buurman of buurvrouw. 

- Nog steeds een vraag over de opdracht? Steek je hand op, dan kom ik je helpen!
Do:
Hoofdstuk 5: Catch up 
Page 81






Get to work

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide