Bevolkingsontwikkeling les 4

  • Ga alvast zitten volgens de       klassenopstelling!
  • Pak je schrift, opdrachtenboekje en basisboek alvast uit je tas.
  • Stop je telefoon in de telefoontas of je eigen tas




Welkom!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

  • Ga alvast zitten volgens de       klassenopstelling!
  • Pak je schrift, opdrachtenboekje en basisboek alvast uit je tas.
  • Stop je telefoon in de telefoontas of je eigen tas




Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Bevolkingsontwikkeling B117,118,119,120

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen
  • Welkom
  • Lesdoelen
  • Opdrachten bespreken

  • Uitleg theorie 117,118,119,120
  • Opdrachten maken


  • Afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt de blauwgedrukte begrippen uitleggen.
Je kunt een voorbeeld geven van een binnenlandse migratiestroom en verklaren waarom mensen binnen een land migreren.
Je kunt een voorbeeld geven van een buitenlandse migratiestroom en verklaren waarom mensen naar het buitenland migreren. 
Je kunt voorbeelden geven van pushfactoren.
Je kunt voorbeelden geven van pullfactoren.
Je kunt uitleggen wat economisch gerelateerde pull- en pushfactoren zijn.
Je kunt uitleggen wat politiek gerelateerde pull- en pushfactoren zijn.
Je kunt uitleggen wat fysisch gerelateerde pull- en pushfactoren zijn.
Je kunt uitleggen wat voor factoren regionale verschillen in push- en pullfactoren in Nederland creëren en wat voor gevolgen dit heeft.



Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen gezinsvorming en gezinshereniging.
Je kunt uitleggen waarom een migrant met economische redenen in de meeste gevallen sneller remigreert dan een migrant met politieke redenen.
Je kunt de blauwgedrukte begrippen uitleggen.
Je kunt uitleggen waarom koning Willem-Alexander een allochtoon of autochtoon is.
Je kunt uitleggen waarom koningin Maxima een westerse allochtoon of een niet-westerse allochtoon is.
Je kunt uitleggen waarom de kinderen van koning Willem-Alexander en koningin Maxima eerste generatie allochtoon, tweede generatie allochtoon of autochtoon zijn.
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een vreemdeling en een allochtoon.
Je kunt beargumenteren waarom de overheid de woorden allochtoon en autochtoon heeft geschrapt.

Slide 5 - Tekstslide

Opdrachten
Opdracht 1: Vergrijzing en ontgroening
A. Geef een omschrijving van de begrippen vergrijzing en ontgroening.
B. Leg uit waarom vergrijzing en ontgroening vaak samengaan.
D. Als je het demografisch transitiemodel neemt, bij welke fase(n) horen vergrijzing en ontgroening dan? Leg uit waarom. 
Opdracht 2: Gevolgen van vergrijzing 
In Nederland hebben we ook te maken met vergrijzing. Leg uit wat de gevolgen van vergrijzing zijn op het vlak van:
A. Zorg
B. Werk
c. Wonen

 

Slide 6 - Tekstslide



Opdracht 3: Demografische druk, groene druk en grijze druk
A. Welke drie groepen worden onderscheiden als je het hebt over demografische druk?
B. Leg uit wat demografische druk inhoudt. Gebruik de drie groepen uit vraag a in je antwoord.
C.    Wat is de formule om demografische druk uit te rekenen?
D.    Wat betekent een demografische druk van 60?
E.    Naast de demografische druk, kennen we ook de groene druk en de grijze druk. Leg uit wat deze begrippen betekenen.
F. Wat betekent een groene druk van 35? En wat betekent een grijze druk van 30?
G.    In Nederland verschilt de grijze druk per regio. In welke regio’s is de grijze druk relatief hoog en in welke regio’s is de grijze druk relatief laag?

H.    Probeer dat te verklaren.

Slide 7 - Tekstslide


Opdracht 4: Rekenopdracht Nederland
A. Bereken de demografische druk in 2009 in Nederland. 
B. Bereken de groene druk in 2009 in Nederland. 
C. Bereken de grijze druk in 2009 in Nederland. 

Opdracht 5: Levensverwachting
A. Wat betekent het begrip levensverwachting?
B. De levensverwachting wordt door de jaren heen steeds hoger. Leg uit hoe dat komt.
C.    Bekijk figuur 7.12. In de lijn van zowel de mannen als de vrouwen is twee keer een dalletje te zien. Leg uit hoe dit komt.  
D.    Is de levensverwachting van vrouwen hoger of lager dan van mannen?
E.    Zoek uit of dit zo blijft en verklaar dit.

Slide 8 - Tekstslide

Demografische druk?
Groen + Grijs bij elkaar! (druk die niet-productieve uitoefenen op de productieve groep)
0-19 + 20-65
____________ X 100%
20-65

Slide 9 - Tekstslide

Binnenlandse migratie
  • Verhuizen binnen hetzelfde land

  • Utrecht als emigrant
  • Zuid-Holland als immigrant


Slide 10 - Tekstslide

Buitenlandse migratie
  • Verhuizen naar ander land.

  • Ook wel emigratie genoemd

  • E van Exit/Eruit! (emigreren)
  • I van In (immigreren)

Slide 11 - Tekstslide

Migratie
Het verschil tussen emigreren en immigreren is dat je bij emigratie jouw thuisland verlaat en bij immigratie inwoner wordt van het land waar je gaat wonen. Dus als jij vertrekt, emigreer je vanuit je eigen land en ben je immigrant voor het land waar je naartoe verhuist.

Slide 12 - Tekstslide

Push en Pull factoren
  • Pushfactoren zijn de redenen om een plaats of land te verlaten. Push betekent duwen, je wordt als het ware '' weggeduwt''.
  • Pullfactoren zijn de redenen om je ergens te vestigen in een bepaalde stad of land. Pull betekent trekken, je wordt naar de plek getrokken.

Slide 13 - Tekstslide

3 migratiemotieven
Economische redenen: armoede, geen werk
Politieke redenen: Vervolging om godsdienst, afkomst, ras, (homo-)seksualiteit, oorlog
Fysische redenen: Klimaat(verandering) en natuurrampen

Soms spelen verschillende redenen tegelijk

Slide 14 - Tekstslide

Veiligheid
Door oorlog in het eigen land of 
een andere politiek mening loopt men gevaar


Deze vluchtelingen zoeken asiel (veilige plaats)

Welke vorm van migratie is dit?

Slide 15 - Tekstslide

Gezin
Gezinshereniging
gezin mag overkomen uit ander land, als bijvoorbeeld de vader hier al woont.
  • Kettingmigratie


Gezinsvorming:
je haalt iemand uit het buitenland om mee te trouwen

Slide 16 - Tekstslide

Remigratie
Nederland eerst verlaten (emigreren) en later weer immigreren.
Remigratie (terugkomst in herkomstland)

Studenten of arbeiders


Slide 17 - Tekstslide


Allochtoon of autochtoon?


Allochtoon
jij of een van je ouders is in het buitenland geboren (en opgegroeid)

Autochtoon
jij én je beide ouders zijn in Nederland geboren

Slide 18 - Tekstslide

Allochtoon of vreemdeling?
  • Het is NIET hetzelfde!

  • Als je geen Nederlands paspoort bezit ben je een vreemdeling.
  • Allochtoon heeft wel een Nederlands paspoort

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Opdrachten
  • Maak de opdrachten van B117,118,119,120 uit je opdrachtenboekje
  • Je hebt 20 minuten voor de opdracht.
  • Je mag samenwerken met je buurman/vrouw bij de opdrachten
  • Tijdens het maken van de opdrachten mag je muziek luisteren, kies een afspeelijst en leg daarna je telefoon neer

  • Heb je vragen steek je hand dan op
  • Ben je eerder klaar? laat de opdrachten controleren

Slide 21 - Tekstslide

Thuis de Lessonup inkijken
  1. Ga naar student.lessonup.io
  2. Klik op de knop registreren en geef je email-adres/google account op en bedenk een wachtwoord.
  3. Vul daarna je eigen voornaam en achternaam in.
  4. Vul daarna de klascode in: ntnaq
Nu kan je thuis als je inlogt bij alle lessen, handig voor het leren bij een toets.

Slide 22 - Tekstslide

0

Slide 23 - Video

Proefwerk + huiswerk
  • Proefwerk is 9 mei staat alvast in magister

  • Huiswerk opdrachten 117 t/m 120 voor morgen

Slide 24 - Tekstslide