AK-periode 3-les 3-Hfst 1-1.1-1.2-1.3-1.4

Beschrijf de drietrapsstrategie?
1 / 47
volgende
Slide 1: Open vraag
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Beschrijf de drietrapsstrategie?

Slide 1 - Open vraag

Een strategie/maatregel waarbij water eerst ter plekke wordt vastgehouden in de bodem, als de grond verzadigd is wordt water opgebergd  (opgeslagen) in plassen, bekkens, meren of kanalen. Als dat niet meer kan wordt water afgevoerd via revieren en kanalen naar zee. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Welke trap van de drietrapsstrategie zie je?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Welke trap van de drietrapsstrategie zie je?

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Welke trap van de drietrapsstrategie zie je?

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Noem drie oorzaken van bodemdaling.

Slide 10 - Open vraag

1- rivieren die door dijken niet meer kunnen overstromen en  er vindt geen sedimentatie plaats buiten de rivierbedding. (sedimentatie compenseert bodemdaling.
2- door water op te pompen uit veen en zeeklei voor landbouw treed inklinking en inzakking van de bodem op.
3- Veenoxidatie
4- aardgaswinning
 

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Waar kijkt men bij het vaststellen van veiligheidsnormen per dijkkringgebied om zoveel mogelijk schade te vermijden? noem drie dingen

Slide 13 - Open vraag

1- ligging van een gebied ten opzichte van het zeeniveau.
2-  de oppervlakte van het gebied.
3- het aantal inwoners.
4- de waarde van de investeringen.

Slide 14 - Tekstslide

Verzilting kan door twee oorzaken plaatsvinden. Welke zijn dat?

Slide 15 - Open vraag

1- Kwelwater
2- Stijging van zeespiegel in combinatie met lagere rivierafvoer.

Slide 16 - Tekstslide

Hoeveel water ontvangt Nederland gemiddeld per jaar.
A
20 m3
B
110 m3
C
300 m3
D
70 m3

Slide 17 - Quizvraag

Iets meer dan 25 % van ontvangen water in Nederland is afkomstig uit neerslag. De rest wordt door rivieren aangevoerd. Hoeveel water voert de Rijn aan (van 110 m3)?
A
20%
B
40%
C
60%
D
90%

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel water (%) wordt door huishoudens, industrie en lanndbouw gebruikt?
A
4,5%
B
50%
C
30%
D
60%

Slide 19 - Quizvraag

Waar komt het meeste zoete water dat we in Nederland gebruiken vandaan
A
oppervlaktewater
B
Duinwater
C
Grondwater

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Waarom liggen elektricitetscentrales aan een rivier?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Wat moeten we doen om in de toekomst Nederland van voldoende zoet water te voorzien?

Slide 25 - Open vraag

1- zuiniger omgaan met zoet water (In perioden van droogte worden huishoudens opgeroepen om zuiniger te zijn met water.)
2- water opslaan voor droge tijden (De landbouw moet zich ook aanpassen, zodat er bij droogte geen problemen ontstaan)
3- prioriteiten stellen waarvoor het water mag worden gebruikt.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Boeren willen dat overtollig water zo snel mogelijk wegstroomt naar lagergelegen gebieden, Wat kan dit veroorzaken in de winter en in de zomer? Noem twee dingen.

Slide 28 - Open vraag

hoogwaterproblemen tijdens natte winters.
verdroging van de landbouwgrond en de omliggende natuur tijdens de zomer.

Slide 29 - Tekstslide

Overtollig grondwater kan je afvoeren via ondergrondsbuizenstelsels naar sloten en daar bergen. Welk begrip hoort hierbij?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Door de zeespiegelstijging en de bodemdaling wordt het steeds lastiger het overtollige rivierwater af te voeren naar zee. Met de lage rivierafvoeren in de zomer neemt het risico op verzilting sterk toe. Waarom?

Slide 35 - Open vraag

omdat zout zeewater gemakkelijker kan binnendringen.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Noem 2 voordelen van de Haringvlietdam en de Volkerakdam ( op de Maas) voorhet Rijmondgebied.

Slide 38 - Open vraag

1- De dammen zorgen ervoor dat het water van de Maas niet zo snel de Noordzee in kan stromen.
2-  Door de dammen is er een voorraad zoet water  aangelegd 3- De verzilting van de Nieuwe Waterweg wordt tegengegaan.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Vragen?

Slide 43 - Tekstslide

Maken:
opdracht 2
opdracht 3
opdracht 4: a, b, c
opdracht 6
opdracht 7 a
opdracht 10

Slide 44 - Tekstslide

Opdrachten bespreken
Let op! Wat niet af is, is huiswerk.

Slide 45 - Tekstslide

Volgende les:
Hfst 2: Nederland rivierland/ 2.1: Rijn en Maas

Slide 46 - Tekstslide

Verdieping
Maken: p31/ opdracht 11
BeKijk op p35  het leeroverzicht en kijk of je de antwoorden kunt vinden, dan wat je dat je genoeg geleerd hebt.
Bekijk de begrippen op pagina 36  
Maak de examentraining

Slide 47 - Tekstslide