les 3 H1 par 1.1 Identiteit afronden

Welkom bij MAW
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij MAW

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

taalvoutje
zie jij de fout?

Slide 2 - Tekstslide

Denk bij ieder schrijven na na of je duidelijk (genoeg) bent voor de lezer.
programma vandaag
H1 par 1.1 Identiteit; 
nakijken opdracht 1 en 2


lesdoel: je kent de term Identiteit
je kunt verschillende aspecten benoemen en uitleggen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je:​

  • antwoorden formuleren volgens ICE.​
  • de betekenis van het begrip referentiekader geven. ​
  • de betekenis van het begrip identiteit geven ​
  • drie aspecten van identiteit benoemen.​
  • deze drie aspecten herkennen in nieuwe situaties.​
  • deze drie aspecten in eigen woorden uitleggen. ​





Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

§1.1 Identiteit

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Identiteit
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft, uitdraagt en anderen voorhoudt en dat hij als kenmerken beschouwd voor zijn eigen persoon. Dat is afgeleid van de perceptie over de groep(en) waar hij wel of juist niet deel van uitmaakt. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de term naar de juiste beschrijving.
Het beeld dat iemand van zichzelf heeft
Het deel dat past bij de groepen waar iemand deel van uitmaakt.
Het beeld dat de samenleving heeft van een groep en het beeld dat ze blijvend kenmerkend voor die groep vindt.
Persoonlijke identiteit
Sociale identiteit
Collectieve identiteit

Slide 7 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies




Wat is jouw sociale identiteit?
Wat is jouw sociale identiteit?

Slide 8 - Open vraag

Verduidelijking voor de leerlingen: Bij welke groep hoor jij? De docent kan hier ingaan op het begrip groepsidentificatie (pagina 15 uit het boek)
Collectieve identiteit
Twee soorten collectieve identiteit:
  1. Interne collectieve identiteit: het antwoord op de vraag: Wie zijn wij?
  2. Externe collectieve identiteit: het antwoord op de vraag: Wie zijn zij?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Welk soort identiteit herken je in de afbeelding?

Welk soort identiteit herken je in de afbeelding?
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit
D
Externe collectieve identiteit

Slide 11 - Quizvraag

Hier kan eventueel het verschil tussen collectieve identiteit en externe collectieve identiteit uitgelegd worden (pagina 15 in het boek)
collectieve identiteit
Interne collectieve identiteit antwoord op de vraag: Wie zijn wij?
Externe collectieve identiteit: antwoord op de vraag: Wie zijn zij?​ 







Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



'Ik ben sociaal, vriendelijk en behulpzaam.'

Over welk aspect van identiteit gaat het hier?
'Ik ben sociaal, vriendelijk en behulpzaam'

Over welk soort identiteit gaat het hier?
A
Persoonlijke identiteit
B
Sociale identiteit
C
Collectieve identiteit
D
Externe collectieve identiteit

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Identiteit
  • Identiteit kan leiden tot spanningen, bijvoorbeeld een loyaliteitsconflict en iemand moet kiezen tussen meerdere groepen
  • Identiteit kan veranderen door de tijd heen.

Slide 14 - Tekstslide

Pagina 16-17 in het boek
Vorming, spanning, verandering
Hoeveel sociale identiteiten heb jij?

Ken je een loyaliteitsconflict?







Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1 Begrijpen

1) persoonlijke
2) sociale
3) sociale
4) externe collectieve identiteit
5) interne collectieve identiteit
6) externe collectieve identiteit
7) persoonlijke
8) persoonlijke en sociale identiteit


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ICE methode
Introduce​ -- Benoem het begrip waarom is gevraagd​
Cite ​-- Geef een passende verwijzing naar de tekst, dat mág een citaat zijn. ​
Explain ​-- 1. Herhaal de vraag​
                     2. Geef antwoord op de vraag​
                           Koppel begrip aan tekst door:​
                           Ik herken dit begrip in de tekst bij… omdat…​ 







Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2.1 in 3 delen (ICE)

Introduce
Rachida en Youssef werden wel uitgenodigd als zij met een andere foto solliciteerden omdat de collectieve identiteit invloed heeft. Het gaat hier om collectieve identiteit: het beeld dat anderen hebben van de groep waarbij je hoort.


Rachida en Youssef worden door hun naam gezien als lid van de groep ‘Marokkaanse afkomst’. Dit roept bij de werkgevers waar zij solliciteerden blijkbaar
negatieve associaties op, want alleen om hun naam worden ze niet uitgenodigd.


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2.1 in 3 delen (ICE)

Cite:
Rachida en Youssef worden door hun naam gezien als lid van de groep ‘Marokkaanse afkomst’. Dit roept bij de werkgevers waar zij solliciteerden blijkbaar negatieve associaties op, want alleen om hun naam worden ze niet uitgenodigd.


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2.1 in 3 delen (ICE)

Explain
Ik herken hierin externe collectieve identiteit omdat het beeld dat de werkgever van de groep waar zij bij horen heeft, negatieve gevolgen voor hen heeft.  

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2.2 in 3 delen (ICE)

1. Introduce
Een referentiekader heeft invloed op discriminatie op de Nederlandse arbeidsmarkt. Een referentiekader is het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen van waaruit iemand denkt en handelt. 

2. Cite
Rachida en Youssef werden wel uitgenodigd toen zij een foto en en naam stuurden die niet hun eigen was.  



Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2.2 in 3 delen (ICE)

3. Explain
Hierin herken ik het referentiekader, want door negatieve ervaringen met of negatieve overtuigingen over een bepaalde groep wordt het referentiekader van de werkgever hier bepaald. Hij zal daardoor leden die tot deze groep behoren (bijvoorbeeld mensen met een niet-Nederlandse achtergrond) niet willen aannemen om hun afkomst. Dit leidt dus tot discriminatie.  




Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2.3 in 3 delen (ICE)

1. Introduce
twee aspecten van identiteit die botsen zijn persoonlijke en externe collectieve identiteit.  
2. Cite
het negatieve (voor)oordeel dat de werkgever heeft over de groep waartoe zij behoren, maakt dat zij niet worden aangenomen. 







Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2.3 in 3 delen (ICE)

3. Explain
Rachida en Youssef worden in de bron beoordeeld op hun externe collectieve identiteit; Dit botst met hun persoonlijke identiteit: zij zijn gedreven jonge mensen op zoek naar een serieuze baan. Het beeld dat zij van zichzelf hebben, wie zij persoonlijk zijn, botst met het beeld dat buitenstaanders van hen hebben door de groep waar zij toe behoren.  






Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedankt voor vandaag, tot de volgende keer!

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies