Thema 6, week 1 Les 4 samengestelde zin

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
alle kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze
1 / 30
volgende
Slide 1: Quizvraag
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
alle kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 1 - Quizvraag

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
Het onderwerp is:
A
Alle kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Meester Gijs legt het onderwerp uit.
15
A
Meester Gijs
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Meester Gijs legt het onderwerp uit.
15
A
Meester Gijs
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 4 - Quizvraag

lesdoel
Ik kan samengestelde zinnen ontleden in hoofdzinnen en bijzinnen.

Slide 5 - Tekstslide

Dit ga je leren
Je leert wat enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn
Dit moet je weten
Een enkelvoudige zin is een zin met één persoonsvorm en onderwerp
Ik belde mijn zus
Een samengestelde zin is een zin met twee persoonsvormen en twee onderwerpen
Ik belde mijn zus en mijn zus belde daarna mijn broer
Vaak staat er een voegwoord in een samengestelde zin.
Je kunt van een samengestelde zin twee enkelvoudige zinnen maken



Een enkelvoudige zin is een zin met
één persoonsvorm en onderwerp


Een samengestelde zin is een zin met t
wee persoonsvormen en twee onderwerpen
.



Vaak staat er een voegwoord in een samengestelde zin.
Je kunt van een samengestelde zin twee enkelvoudige zinnen maken.
Ik belde mijn zus.
Ik belde mijn zus en mijn zus belde daarna mijn broer



.

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg voegwoorden

En, want, dus, of, en maar zijn voegwoorden.

Voorbeelden:
Ik ga naar het circus en naar de bioscoop.
IK ga naar bed, want ik ben moe
Ik ga naar bed, dus poets ik mijn tanden

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

ENKELVOUDIGE ZIN

Ik eet graag patat.


Hij fietst graag.


Samenwerken scheelt de  leerlingen veel werk.


SAMENGESTELDE ZIN

Ik eet graag patat, maar ik lust ook pannenkoeken.

Hij fietst graag, omdat hij lopen saai vindt.

Samenwerken scheelt de  leerlingen een hoop werk en meestal gaat het goed.


Slide 9 - Tekstslide

Even oefenen!
Kies uit: enkelvoudig of samengesteld.

Schrijf de PV op

Slide 10 - Tekstslide

Enkelvoudig of samengesteld?

Ze kijkt op als ze haar naam hoort.
1
A
Enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 11 - Quizvraag

Klik op de samengestelde zin.
2
A
Ik loop naar huis.
B
Mijn moeder is lief.
C
Ik viel, maar ik had geen pijn.
D
Papa laat een windje.

Slide 12 - Quizvraag

Daar komt mama aan en ze heeft haast.
3
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 13 - Quizvraag

Ik zwaai en ik roep.
4
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 14 - Quizvraag

Maak je een gebaar, dan zeg je ook iets.
5
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 15 - Quizvraag

Weinig mensen praten zonder gebaren.
7
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 16 - Quizvraag

Een aap maakt gebaren, maar een hond kan dat ook.
8
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 17 - Quizvraag

Spreken is zilver, zwijgen is goud.
9
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 18 - Quizvraag

Maak je een gebaar, dan zeg je ook iets.
10
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 19 - Quizvraag

De twee zinnen in een samengestelde zin worden meestal verbonden met...
11
A
een werkwoord
B
een lidwoord
C
een voegwoord
D
een zelfstandig naamwoord

Slide 20 - Quizvraag

aan het werk
 Thema 6, week 1, Les 4
Opgave 3
Opgave 2
PLUSSEN
Weet je de regels niet meer?
Kijk bij opgave 1

Slide 21 - Tekstslide

Nog even herhaling:

Slide 22 - Tekstslide

Hoofdzin en bijzin
Zoek altijd eerst de persoonsvormen en onderwerpen in de zin
*Staan het onderwerp en persoonsvorm direct naast elkaar? 
->Dan is het een hoofdzin
*Staat er iets tussen het onderwerp en de persoonsvorm?
-> Dan is het een bijzin

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld
Ik was te laat in de les, omdat ik mijn wekker niet had gezet.

In de eerste zin staan pv en ond naast elkaar -> hoofdzin
In de tweede zin zit er iets tussen -> bijzin

Slide 24 - Tekstslide

let op!
Er zijn ook samengestelde zinnen met twee hoofdzinnen
Als de voegwoorden en, maar, want, of  worden gebruikt, heb je twee hoofdzinnen
Je hebt nooit een zin met twee bijzinnen

Slide 25 - Tekstslide

Stappenplan
1) Zoek in beide zinnen onderwerp en persoonsvorm
2) Staan onderwerp en persoonsvorm naast elkaar? hoofdzin
3) Staan onderwerp en persoonsvorm niet naast elkaar? bijzin

Extra truc
Is het voegwoord maar, want, of, en? 
twee hoofdzinnen

Slide 26 - Tekstslide

De juf deelt de schriften uit, terwijl wij onze boeken zoeken
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
bijzin + bijzin

Slide 27 - Quizvraag

Zodra de wekker af is gegaan, sta ik op.
A
hoofdzin, bijzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, hoofdzin
D
bijzin, hoofdzin

Slide 28 - Quizvraag

Tim pakt limonade, omdat hij dorst heeft.
A
hoofdzin, hoofdzin
B
bijzin, hoofdzin
C
hoofdzin, bijzin
D
bijzin, bijzin

Slide 29 - Quizvraag

Ik heb buikpijn, maar ik ga toch naar school.
A
bijzin, hoofdzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, bijzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 30 - Quizvraag