Wat weet je nog?

Wat weet je nog
van afgelopen jaar?
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog
van afgelopen jaar?

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent het woord 'flip-flops'?
A
toiletspullen
B
teenslippers
C
horloges
D
flippers

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'lightning'?
A
onweer
B
bewolkt
C
zonnebaden
D
bliksem

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent het woord 'to bruise'
A
blauwe plek
B
infectie
C
kneuzen
D
verkouden

Slide 4 - Quizvraag

Wat is er fout gespeld in deze zin?
He volonteered to act as a guinea pig.
A
act
B
volonteered
C
as
D
guinea pig

Slide 5 - Quizvraag

Wat is er fout gespeld in deze zin?
He couldn't compeete in the match, because he broke his wrist.
A
couldn't
B
compeete
C
broke
D
wrist

Slide 6 - Quizvraag

Wat is er fout in deze zin?
We tried to reassured her that she would do fine on her presentation.
A
het onderwerp
B
de tijd in de zin
C
de volgorde van de zin
D
het aantal woorden

Slide 7 - Quizvraag

Wat is er fout in deze zin?
Anyone with information should contact the police about the robbery.
A
het onderwerp
B
de tijd in de zin
C
de volgorde van de zin
D
het aantal woorden

Slide 8 - Quizvraag

Grammatica:
You ____ come with me,
that's an option.
A
could
B
should

Slide 9 - Quizvraag

We _____ always bring our rain coats,
we don't know what weather it will be.
A
could
B
should

Slide 10 - Quizvraag

Vul in: You ____ a book, when I walked in.
A
read
B
was reading
C
reading
D
were reading

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van...
to draw
A
drawed
B
drew
C
drow
D
drown

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd voor:
to forget
A
forgetted
B
forgot

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van:
to think
A
thank
B
thought
C
thinked
D
thenk

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de goede uitdrukking:
Uitkijken naar = to look ...
A
forward to
B
at
C
into
D
to

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de goede uitdrukking:
weggeven = give
A
back
B
through
C
away
D
up

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de goede uitdrukking:
uitdelen = hand
A
in
B
out
C
up
D
over

Slide 17 - Quizvraag

We can easily pass this test.
Deze zin is...

A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

The ballerina dances really good.
Deze zin is...
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Let op de volgorde.
We have a test on Tuesday in class.
Deze zin is...
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Let op de volgorde:
We worked in 2019 for that boss.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Welke is juist?
A
hairful
B
hairless

Slide 22 - Quizvraag

Welke is juist?
A
inpossible
B
impossible

Slide 23 - Quizvraag

Wat betekent dit woord:
embarrassed
A
verliefd
B
spontaan
C
beschaamd
D
gefrustreerd

Slide 24 - Quizvraag

Wat betekent dit woord:
annoyed
A
verliefd
B
geirriteerd
C
schuldig
D
onzeker

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de fout in de zin?
We where having a great time.
A
we
B
where
C
having
D
great

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de fout in de zin?
I know him, but I know his girlfriend to.
A
know
B
but
C
girlfriend
D
to

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de fout in de zin?
I love you're new jeans, they look good!
A
love
B
you're
C
they
D
good

Slide 28 - Quizvraag

Ben je het eens?
Ik denk dat ik volgend jaar genoeg zelfvertrouwen in Engels heb.
A
Helemaal
B
Jawel
C
Eigenlijk niet
D
Heb ik nooit gehad

Slide 29 - Quizvraag

Engels dit jaar

Slide 30 - Woordweb