wat herhaling

Les 1 maatwerk 
marktvorm 1 volkomen concurrentie
(wat functies nog oefenen......)
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Les 1 maatwerk 
marktvorm 1 volkomen concurrentie
(wat functies nog oefenen......)

Slide 1 - Tekstslide

Volkomen concurrentie
Veel vragers
veel aanbieders
homogene producten
vrije toe- en uittreding
Geen invloed op de verkoopprijs --> de evenwichtsprijs ontstaat (Qv = Qa)
                                                                             p = mo = go

Slide 2 - Tekstslide

Volledige mededinging
Optimale allocatie:
- som van CS en PS is maximaal
- productie is zo groot mogelijk
- prijzen zijn zo laag mogelijk
- productiefactoren gebruikt conform vraag naar producten
- marktprijs komt overeen met MK aanbieder

Slide 3 - Tekstslide

volledige mededinging
prijs door markt bepaald



Slide 4 - Tekstslide

marktevenwicht ?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Volkomen concurrentie vs Monopolie 

Volkomen concurrentie

  • Veel vragers, veel aanbieders 
  • Producent heeft geen invloed op P
  • Hoeveelheids-aanpasser 
  • GO = P = MO = een horizontale rechte lijn → de 'prijs-afzetlijn



Monopolie

  • Veel vragers, een aanbieder 
  • Producent heeft wél invloed op P 
  • Prijszetter 
  • GO = P = de collectieve vraaglijn     → de 'prijs-afzetlijn

Slide 14 - Tekstslide

Winstmaximalisatie: volkomen concurrentie
Maximale omzet: (MO=MK) x Q (blauwe vierkant)

Maximale winst: ((MO=MK) - GTK) x Q (groene vlak)

Slide 15 - Tekstslide

Winstmaximalisatie
Ander belangrijk punt
Break-evenpunt: geen winst en geen verlies.
TO = TK
of
P = GTK

Slide 16 - Tekstslide

volgende maatwerkles
elasticiteiten en monopolie

Slide 17 - Tekstslide

Het bedrijf met een monopoliepositie..
GO
GO is niet een horizontale lijn zoals bij volkomen concurrentie.  

MO
MO snijdt de X-as op de helft van het GO-snijpunt van de X-as. → omzet maximaal(!)
Wel vanuit dezelfde Y-waarde bij X=0 starten 

BEP-1
BEP-2
Formule
GO = de prijs-afzetlijn(de formule van Qv)
Max. winst
MO=MK

Slide 18 - Tekstslide

Van TK naar collectieve aanbodfunctie
zet TK om naar MK
aanbieder streeft naar Maximale winst dus
MO = MK, maar bij volkomen concurrentie geldt P = MO
dus p = MK
p = functie omzetten naar q = functie (dan heb je individuele aanbodfunctie)
q functie omzetten naar Qa (collectieve aanbodfunctie)

Slide 19 - Tekstslide

Prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid


De prijselasticiteit zegt iets over hoe sterk de gevraagde hoeveelheid reageert op een daling of stijging van de prijs.

Slide 20 - Tekstslide

Elastisch

Iets is (prijs)elastisch als de vraag sterk  reageert op een verandering van de prijs.

Als de prijs met bijvoorbeeld 1% stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid met meer dan 1% dalen.

Andersom, als de prijs met bijvoorbeeld 1% daalt, zal de gevraagde hoeveelheid met meer dan 1% stijgen.


Slide 21 - Tekstslide

Inelastisch

Iets is (prijs)inelastisch als de vraag niet sterk  reageert op een verandering van de prijs.

Als de prijs met bijvoorbeeld 1% stijgt, zal de gevraagde hoeveelheid met minder dan 1% dalen.

Andersom, als de prijs met bijvoorbeeld 1% daalt, zal de gevraagde hoeveelheid met minder dan 1% stijgen.


Slide 22 - Tekstslide

Berekening prijselasticiteit

De prijselasticiteit kun je als volgt berekenen:


                    


Absolute waarde Ev < 1 inelastisch 

Absolute waarde EV > 1 elastisch

(absolute waarde is zonder rekening te houden met het teken).

Slide 23 - Tekstslide

Er is sprake van een elastisch vraag. De prijs stijgt met 2%. De vraag zal...
A
met meer dan 2% dalen
B
met minder dan 2% dalen
C
met meer dan 2% stijgen
D
met minder dan 2% stijgen

Slide 24 - Quizvraag

De prijs daalt met 10% en hierdoor stijgt de vraag met 20%.
Hoe groot is de elasticiteit en is dit elastisch of inelastisch?
A
Ev = -2 Inelastisch
B
Ev = -2 Elastisch
C
Ev = -0,5 Inelastisch
D
Ev = -0,5 Elastisch

Slide 25 - Quizvraag

De prijs stijgt met 10%. Verder is gegeven dat de elasticiteit -1 is.
Met hoeveel verandert de vraag?
A
Daalt met 1%
B
Daalt met 10%
C
Stijgt met 10%
D
Dat kun je niet zeggen

Slide 26 - Quizvraag

Stel, de prijs daalt met 5%.
De elasticiteit is -2.
Met hoeveel verandert de vraag?
A
Stijgt met 10%
B
Stijgt met 2,5%
C
Daalt met 2,5%
D
Daalt met 10%

Slide 27 - Quizvraag

Prijselasticiteit via vraagfunctie
Als je een vraagfunctie hebt en er is een (prijs)verandering gegeven, kun je ook op die manier de prijselasticiteit berekenen. Je moet dan eerst de procentuele verandering van prijs en gevraagde hoeveelheid berekenen.

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld

De volgende vraagfunctie is gegeven: qv = -10p + 500

De prijs stijgt van 10 naar 15.

Hoe groot is de bijbehorende prijselasticiteit?



Slide 29 - Tekstslide

Voorbeeld: uitwerking

Slide 30 - Tekstslide

Inkomenselasticiteit

Hoe sterkt reageert de vraag op een verandering van het inkomen.

De berekening werkt (ongeveer) hetzelfde, maar de betekenis van de uitkomst is anders!

E.i = % verandering Qv / % verandering i

- Inferieure producten: E.i. = negatief, deze producten worden vervangen  

   door een luxere variant bij stijging van het inkomen

- normale / noodzakelijke producten: E.i. tussen 0 en 1, van deze producten blijf je ongeveer  
   hetzelfde kopen --> % verandering i > % verandering Qv

- Luxe goederen: E.i groter dan 1, je gaat 'veel' meer van deze producten kopen -->
     % verandering Qv > % verandering van i

Slide 31 - Tekstslide

Inkomenelasticiteit: grafieken
_________
drempel 
inkomen

Slide 32 - Tekstslide

Kruislingse prijselasticiteit

Bij de kruiselingse elasticiteit gaat het om de mate waarin de vraag naar een product reageert op een prijsverandering van een ander product.

Ek = % verandering vraag naar product 1

           % verandering prijs van product 2

  • met hoeveel procent zal de vraag naar koffiemelk dalen als de prijs van koffie hoger wordt? (Complementaire producten)
  • of met hoeveel procent zal de vraag naar treinkaartjes toenemen als benzine duurder wordt? (Substitueerbare producten)

  • Slide 33 - Tekstslide

    Kruislingse prijselasticiteit

    Complementaire goederen zijn goederen die elkaar aanvullen in het gebruik. Zoals koffie en koffiemelk, benzine en auto’s, mobiele abonnementen en mobieltjes of patat en mayonaise.


    Substitutiegoederen zijn goederen die elkaar in het gebruik kunnen vervangen. Zoals benzine en trein, koffie en thee of vaste telefonie en mobiele telefonie.

    Slide 34 - Tekstslide

    Samenvatting elasticiteiten

    Slide 35 - Tekstslide

    0

    Slide 36 - Video