Standpunten en argumenten havo 4

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

We gaan nu 10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Als het goed is, weet je aan het eind van de les:  
- Wat we onder een redenering verstaan. 
- Wat het verschil is tussen feitelijke en waarderende argumenten.
- Hoe een schrijver tegenargumenten kan gebruiken om zijn standpunt over te brengen.


Slide 3 - Tekstslide

Toets leesvaardigheid
Gaat over de theorie  van H1, 2, 3 van Blink Nederlands handboek.
Toets is in toetsweek 3.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Disney neemt afscheid van de klassieke eigenschappen van de sprookjesprinses.

Rapunzel
afscheid disneyprinsessen
onderwerp
deelonderwerp
hoofdgedachte

Slide 6 - Sleepvraag

Standpunten
We onderscheiden drie soorten standpunten: 
Positief standpunt:
De regering heeft de juiste coronamaatregelen getroffen. 

Negatief standpunt:
De regering heeft niet de juiste coronamaatregelen getroffen. 

Standpunt van twijfel:
Ik weet niet wat ik moet denken van de coronamaatregelen van de regering. 

Slide 7 - Tekstslide

Dat concert van Davina Michelle lijkt
me echt iets voor jou!
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel

Slide 8 - Quizvraag

Ze gaan dit jaar niet op wintersport:
er zal wel onvoldoende geld zijn.
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel

Slide 9 - Quizvraag

Hij weet nog niet of hij kiest voor de schaatsploeg van beslist.nl of Activia.
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel

Slide 10 - Quizvraag

Iedereen vond die Kiekeboetaart in de laatste aflevering van Heel Holland Bakt erg mooi.

A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel

Slide 11 - Quizvraag

Dieselauto’s van 15 jaar en ouder zouden niet alleen in het centrum van Utrecht verboden moeten worden.
A
Positief standpunt
B
Negatief standpunt
C
Standpunt van twijfel

Slide 12 - Quizvraag

Standpunten en argumenten
Een standpunt en bijbehorend(e) argument(en) noemen we een redenering. Het standpunt is de uitspraak waarvan je de juistheid, aannemelijkheid of terechtheid wilt aantonen. 

Het argument is de uitspraak waarmee je de waarheid of de juistheid van de stelling wilt bewijzen. 

Slide 13 - Tekstslide

Feitelijke en waarderende argumenten
Je gebruikt dus argumenten om de juistheid van je stelling te bewijzen. We onderscheiden twee soorten argumenten: 

Feitelijke argumenten (die je kunt controleren) 
Waarderende argumenten (die gebaseerd zijn op een mening)

Slide 14 - Tekstslide

Redeneringen
Het standpunt en het argument samen noemen we een redenering. Tussen beide delen is vaak sprake van een verbindende uitspraak. Deze wordt meestal weggelaten, waardoor we het een verzwegen argument noemen. 

Bijvoorbeeld: 
We zijn kampioen geworden (A)
Verbindende uitspraak: Als we kampioen zijn geworden, dan wordt het feest.
Het wordt dus feest (S)


Slide 15 - Tekstslide

Stelling: 
Utrecht is een prettige stad om in te wonen
Feitelijk argument
Waarderend 
argument
Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
Utrecht was in 2013 de stad met de grootste stijging van het aantal inwoners.

Slide 16 - Sleepvraag

Stelling: 
Maastricht is een prima stad om een 
excursie voor CKV te organiseren. 
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken
Maastricht heeft een gezellige binnenstad

Slide 17 - Sleepvraag

Stelling: 
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan
Waarderend argument
Feitelijk 
argument

Het is veel gezelliger om met het openbaar vervoer naar Rotterdam te komen
Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer

Slide 18 - Sleepvraag

Bedenk een standpunt én argument over het onderwerp 'huisdieren'.

Slide 19 - Open vraag

Wat is zijn standpunt?

Welke argumenten gebruikt hij?

Slide 20 - Tekstslide

Tegenargumenten en weerleggingen
In zijn betoog kan een schrijver ook laten zien dat hij zich bewust is van de zienswijze van zijn tegenstander. Hij noemt dan tegenargumenten, om direct de onjuistheid ervan te bewijzen. Dit noem je het weerleggen van tegenargumenten. 

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeelden
Stelling: Ajax heeft geen recht op het Champions League-ticket.

Tegenargument: 
Ajax staat na 25 wedstrijden bovenaan, dus hebben ze recht op het Champions League-ticket
Weerlegging: 
De competitie is nog niet afgerond, AZ heeft evenveel punten en heeft door beide onderlinge duels te winnen laten zien meer aanspraak op het ticket te maken. 

Slide 22 - Tekstslide

Standpunt
Argument
Dus
Kortom
Namelijk
Dat blijkt uit
Omdat
Daarom
Volgens ons
Immers

Slide 23 - Sleepvraag

Opdracht
Je gaat kijken naar Zondag met Lubach.
Beantwoord onderstaande vragen:
  1. Wat is het standpunt van Lubach?
  2. Volgens Kees Kramers, hoogleraar medicatieveiligheid, moet xtc gelegaliseerd worden. Welke twee argumenten noemt hij?
  3. Arjen Lubach gaat in op deze argumentatie en komt zelf ook met een ander argument. Welk argument is dat? 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Video

Wat is het standpunt van Arjen Lubach?

Slide 26 - Open vraag

Zondag met Lubach
Volgens Kees Kramers, hoogleraar medicatieveiligheid, moet xtc gelegaliseerd worden. Welke twee argumenten noemt hij? 

Arjen Lubach gaat in op deze argumentatie en komt zelf ook met een ander argument. Welk argument is dat? 

Slide 27 - Tekstslide

Zondag met Lubach
Volgens Kees Kramers is het legaliseren van xtc een goed idee, omdat we dan pillen krijgen die goed en zuiver zijn en waarvan we weten wat het is. Hierdoor kan er een goede voorlichting worden gegeven. 
Het andere voordeel is dat we de criminaliteit de wind uit de zuilen nemen.
Argumentatie gebaseerd op voordelen (en nadelen)

Slide 28 - Tekstslide

Zondag met Lubach
Arjen Lubach vindt dat xtc gelegaliseerd moet worden, omdat pillen dan veiliger zullen zijn en dat er daardoor minder ongelukken gebeuren met vervuilde pillen.
Argumentatie op basis van oorzaak-gevolg

Slide 29 - Tekstslide

Zelf aan de slag:

Ga naar de classroom en maak de opdracht die door de docent is klaar gezet.

Slide 30 - Tekstslide