Les 1

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

              Startklaar
  • Op je plek zitten 
  • Telefoon in het Zakkie en in het Bakkie
  • Jas over de stoel, oortjes in de tas, tas op de grond
  • Schoolspullen op tafel: Boek, rekenschrift en etui 
timer
3:00

Slide 2 - Tekstslide

1. Startklaar
Bij de start van iedere les verwelkomt de docent de leerlingen bij de ingang van de deur, noemt leerlingen bij naam, maakt oogcontact en besteedt aandacht aan hun welbevinden. De docent geeft het goede voorbeeld en spreekt hoge verwachtingen uit voor het verloop van de les door succescriteria op gewenst gedrag, schooltaal en effectief leren te benoemen. De leerlingen zijn startklaar: ingelogd in LessonUp, telefoons opgeborgen in het Zakkie, en JdW-map op tafel.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesplanning
  • Voorkennis activeren 
  • Leerdoelen van de les 
  • Uitleg vermenigvuldigen
  • Aan de slag in het werkboek
  • Uitleg delen
  • Aan de slag in het werkboek
  • # Exit ticket 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

VOORKENNIS
Even opfrissen
Maak de opdracht op blz. 41
timer
5:00

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

           Leerdoelen
  • Ik kan getallen die eindigen op nullen vermenigvuldigen.
  • Ik kan getallen die eindigen op nullen delen.

Slide 9 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.   
Vermenigvuldigen met nullen
Vermenigvuldigen met nullen gaat over oefeningen zoals 3, 30, 300 en 3000. De basis is dat je het cijfer groter maakt door nullen toe te voegen.

Uitleg
• Je vermenigvuldigt het getal met 10 door één nul achter het getal te zetten.
• Je vermenigvuldigt het getal met 100 door twee nullen achter het getal te zetten.
• Je vermenigvuldigt het getal met 1000 door drie nullen achter het getal te zetten.
lesdoel
Ik kan getallen die eindigen op nullen vermenigvuldigen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vermenigvuldigen met nullen
Voorbeelden
4 X 10 = 40
4 X 100 = 400
4 X 1000 = 4000

Je rekent eerst de som zonder nullen. Daarna tel je hoeveel nullen je moet toevoegen.

Voorbeeld: 
25 X 300
25 X 3 = 75
300 heeft twee nullen.
Je plakt die twee nullen achter 75.
Antwoord is 7500.
Extra voorbeeld
  • 6 × 20
  • 6 × 2 = 12
  • 20 heeft één nul.
  • Antwoord is 120.
Tip
  • Kijk altijd eerst naar de som zonder nullen.
  • Reken die uit.
  • Zet daarna de nullen erachter.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4 × 300 = 1.200

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 3

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Delen met nullen
Om tientallen, honderdtallen of duizendtallen te delen, kun je de deeltafels gebruiken.

Voorbeeld
1800 : 2 = 900 
15000 : 5 = 3000
2000 : 2 = 1000
420 : 7 = 60


lesdoel
Ik kan getallen die eindigen op nullen delen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

240 : 3 = 80


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Delen met nullen
Als beide getallen in een deelsom nullen hebben, kun je nullen wegstrepen. Je streept dan in beide getallen evenveel nullen weg. 

Uitleg
• Delen door 10. Haal één nul weg.
• Delen door 100. Haal twee nullen weg.
• Delen door 1000. Haal drie nullen weg.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Delen met nullen
Voorbeelden
40 : 10 = 4
500 : 100 = 5
6000 : 1000 = 6

Sommen met cijfers zonder nul
Je rekent eerst de som zonder nullen. Daarna kijk je hoeveel nullen je weghaalt.

Voorbeeld
240 : 30
24 : 3 = 8
240 en 30 hebben allebei één nul.
Die nul mag je wegstrepen.
Antwoord is 8.
Extra voorbeeld
  • 3600 ÷ 300
  • 36 ÷ 3 = 12
  • 3600 en 300 hebben allebei twee nullen.
  • Je streept die nullen weg.
  • Antwoord is 12.
Tip
  • Streep dezelfde nullen weg boven en onder.
  • Reken daarna pas de som uit.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reken uit in je schrift

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak opdracht 4 t/m 6

Klaar dan ga je online in Studiemeter verder oefenen

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

EXIT TICKET

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reken uit
40 X 300 =
25 X 20 =

360 : 30 =
4500 : 100 =

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies