uitleg opdracht digitale quiz

Vandaag
- opdracht recensie
- quiz maken
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag
- opdracht recensie
- quiz maken

Slide 1 - Tekstslide

Volgende opdracht
Bekijk de film Sonny Boy, Riphagen of Banker van het Verzet
Schrijf hierover in een duo een recensie

De opdracht plaats ik bij het huiswerk van donderdag 28 mei
Ongeveer 3 lessen de tijd
Volgende online les bespreken we hoe een recensie eruitziet.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht digitale quiz
Ontwerp een digitale quiz over de lesstof die we dit jaar hebben behandeld uit Nieuw Nederlands, dus hoofdstuk 1 t/m 6 Lezen, Formuleren, Grammatica en Spelling. Je kunt een Kahoot maken, maar je kunt ook een ander programma hiervoor gebruiken. Voorbeelden van andere programma's zijn: Nearpod, Socrative en Mentimeter.  
 

Slide 3 - Tekstslide

Eisen aan de quiz
- minimaal 10 vragen en maximaal 20 vragen
- lever op tijd (uiterlijk donderdag 14 mei) de link naar jouw quiz in. 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe maak je een quizvraag?
Neem de stof door van een bepaald hoofdstuk en bedenk hierbij een waar/ niet waar vraag of een meerkeuzevraag.
Schrijf de vraag op in je schrift.
Als je alle vragen hebt, ga je met het digitale programma aan de slag

Slide 5 - Tekstslide

Formuleren H1 zinnen correct begrenzen
Zinnen beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt. In samengestelde zinnen worden de zinnen meestal van elkaar gescheiden door een komma, een puntkomma of een dubbele punt:  
– Wereldrecords kunnen niet steeds opnieuw verbroken worden, want er zit een grens aan de mogelijkheden van het menselijk lichaam.  
– Ik ga graag naar het buitenland op vakantie; ik vind Nederland maar saai.  
– Inwoners van grensgebieden zijn vaak tweetalig: ze communiceren net zo makkelijk in het Duits als in het Nederlands.  
Je kunt zinnen ook samenvoegen, maar dan moet je een voegwoord gebruiken:  
– De leraar legde de som stap voor stap uit, maar de klas begreep er niets van.  
– Hoewel de leraar de som stap voor stap uitlegde, begreep de klas er niets van.  

Slide 6 - Tekstslide

Het begrenzen van zinnen kan op twee manieren verkeerd gaan:   
Een bijzin die zinsdeel is in een samengestelde zin, wordt als losse zin geschreven:   
– *Veel mensen vinden het moeilijk om nee te zeggen. Omdat ze bang zijn een ander te kwetsen.   
Twee zelfstandige zinnen (hoofdzinnen) worden ten onrechte samengevoegd:   
– *Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden verschillende landen door Duitsland bezet, hier kwamen veel mensen tegen in opstand.

Slide 7 - Tekstslide

Onderstaande zin is goed begrensd, waar of niet waar?
Sommige landen worden van andere gescheiden door een zee, rivier, bos of gebergte. Zodat er een natuurlijke landsgrens is.

Slide 8 - Tekstslide

Bedenk nu zelf een zin, voor een waar/ niet waar vraag
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Spelling H1 trema, apostrof, accent en cedille
Het trema gebruik je:  
om te voorkomen dat twee klinkers in één woord samen worden uitgesproken: kopiëren, beëindigen, Azië, ideeën;  
er is dus geen trema nodig in: gekopieerd, video, buiig;  
in sommige leenwoorden: fröbelen, conciërge. In Duitse leenwoorden noemen we het trema umlaut.  
Let op: in samenstellingen gebruik je geen trema, maar een koppelteken: radio-interview, mee-eten, opera-achtig, cd-speler. 

Slide 10 - Tekstslide

De apostrof ' gebruik je:  
als weglatingsteken: ’s avonds, Lars’ scooter, ’s-Hertogenbosch;  
om uitspraakproblemen te voorkomen als je een -s schrijft achter woorden op -a, -i, -o, -u en -y: kiwi’s, baby’s, Hanna’s fiets; er is dus geen apostrof nodig in: cadeaus, cowboys, Annes fiets;  
in afleidingen en meervouden van afkortingen: cc’en, dvd’tje, pc’s;  
in verkleinwoorden op -y voorafgegaan door een medeklinker: baby’tje (maar: displaytje). 

Slide 11 - Tekstslide

Er zijn drie accenten; ze komen bijna alleen voor op de letter e.  
accent aigu: logé, decolleté, soirée  
accent grave: barrière, crèche, fin de siècle  
accent circonflexe: crêpe, moment suprême  
Slechts in enkele woorden komen ze ook voor op andere letters: drie à vier eetlepels, maître

Slide 12 - Tekstslide

De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor dat een c als s klinkt, wanneer die voor een a, o of u staat: Curaçao, garçon, reçu. Normaal klinkt de c in die gevallen als k (caravan, cake, curieus). 

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeldvraag
Kies het woord dat correct gespeld is:
a. chimpansees
b. chimpansee's 

Slide 14 - Tekstslide

Bedenk nu zelf een woord dat op een goede manier en een foute manier is gespeld
timer
5:00

Slide 15 - Tekstslide

Spelling H3 schrijfwijze getallen
Getallen schrijf je soms in letters en soms in cijfers

Slide 16 - Tekstslide

Je gebruikt letters
- voor hele getallen van één tot en met twintig: vier, dertien;  
- voor de tientallen tot honderd: vijftig, zeventig;  
- voor de honderdtallen tot duizend: achthonderd;  
- voor de duizendtallen tot tienduizend: zesduizend;  
- voor de getallen honderdduizend, miljoen, miljard en biljoen: negenhonderdduizend, twee miljoen (los!), vijf miljard (los!);  
- voor de rangtelwoorden van de hierboven genoemde getallen: twaalfde, zeventigste, vier miljoenste. 

Slide 17 - Tekstslide

Je gebruikt cijfers
- voor getallen boven de twintig: 88 miljoen, de 34e (34ste) editie, 42 aanwezigen;  
- voor maten, gewichten, data, exacte tijdstippen e.d.: 7 meter, 19 kilo, 30 januari 1965, om 19.00 uur (zeven uur geeft de duur van een periode aan), 44 procent, 31°C.

Slide 18 - Tekstslide

Let op
Schrijf breuken los (een vierde: 1/4, drie zeven achtste: 3⅞; maar: vijfenhalf), behalve in een samenstelling: tweekwartsmaat, eenderdeminderheid.  
Cijfers hebben de voorkeur als er anders een rare mix van woorden en cijfers zou ontstaan bij getallen die hetzelfde geval betreffen:  
– Van de 150 Kamerleden stemden er 11 voor, 137 tegen en 2 blanco. (De getallen 150, 11, 137 en 2 betreffen alle ‘Kamerleden’.)  
Maar: 
Voor grote ronde getallen in een lopende tekst combineer je cijfers en letters: 22 duizend inwoners, 215 miljoen euro, 44 duizend kilometer.  
Bij klinkerbotsing krijgen getallen in letters een trema, hoewel het samenstellingen zijn: drieënhalf. 

Slide 19 - Tekstslide

Voorbeeldvraag
Kies de juiste schrijfwijze

a. 9 januari
b. negen januari

Slide 20 - Tekstslide

Bedenk nu zelf een vraag met getallen erin dat op een goede manier en een foute manier is geschreven
timer
5:00

Slide 21 - Tekstslide

Vragen
Je maakt minstens nog drie vragen 
of je maakt de hele quiz af en levert de link hiernaar in 
Tot morgen!
Morgen: vragen afmaken en een Kahoot maken van je vragen

Slide 22 - Tekstslide