klas 1 - version B - préparation SO chapitre 6

• Frans
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Préparation SO6

klas 1

Voca chapitre 6 - 

Werkwoord op -er  (regelmatig):

en onregelmatig: , avoir, être, faire, aller

Voca

Pak je boek op p. 78-79

En vul de Franse woorden in die te maken hebben met...

vervoer, straten
richtingen

wonen / huizen
woonplaatsen

activiteiten,
hobby's, sport

Wat vind je de moeilijkste woorden?
Noteer er maximaal 3!

Les verbes - de werkwoorden

pak je kaart erbij

noem werkwoorden
op -er

Je

Ils/elles

Vous

Nous

Il/elle/on

Tu

Verbes                -er        (regarder, parler, écouter, danser, jouer, etc.)

Regelmatig werkwoord op -er

-e

-ent

-ons

-es

-ez

-e

Vul de juiste vorm vh werkwoord in de présent in:

Vous _______(aimer) le foot ?

Vul de juiste vorm vh werkwoord in de présent in:

Je _______(danser) à la fête.

Vul de juiste vorm vh werkwoord in de présent in:

Nous _______(trouver) le chat.

Vul de juiste vorm vh werkwoord in de présent in:

Les profs _______(travailler) beaucoup.

Vul de juiste vorm vh werkwoord in de présent in:

Tu _______(visiter) ta grand-mère ?

Vul de juiste vorm vh werkwoord in de présent in:

Tu _______(visiter) ta grand-mère ?

onregelmatige
werkwoorden
en vertaling erbij

AVOIR = HEBBEN
Vul de juiste vorm in de présent in:
Tu _______(avoir) une soeur?

AVOIR = HEBBEN
Vul de juiste vorm in de présent in:
Bram _______(avoir) un chien

AVOIR = HEBBEN
Vul de juiste vorm in de présent in:
Nous _______(avoir) une petite maison

ÊTRE = ZIJN
Vul de juiste vorm van de présent in
Elle ____ (être) grande!

ÊTRE = ZIJN
Vul de juiste vorm van de présent in
Nous ____ (être) dans la ville.

ÊTRE = ZIJN
Vul de juiste vorm van de présent in
Bram et Anna ____ (être) à pied.

FAIRE = DOEN, MAKEN
Vul de juiste vorm van Faire in de présent in:
Les filles, elles _______leurs devoirs

ALLER = GAAN (onregelmatig)
Vul de juiste vorm van ALLER i in:
Vous _______au cinéma ce soir?

ÊTRE = ZIJN
Vul de juiste vorm van être in de présent in:
Louise __________ (être) en cinquième.

LET OP! Vul passé composé (verleden tijd) in:
On __ _____(habiter) à Nimègue.

LET OP! Vul passé composé (verleden tijd) in:
Il __ _____(aimer) le tennis.

LET OP! Vul passé composé (verleden tijd) in:
Elle ____ ________(danser) avec moi.

LET OP! Vul passé composé (verleden tijd)
Nous ____ ________(parler) le français à Paris

Maak de oefening op papier

Gebruik je werkworodenkaart erbij 

www.verbuga.eu

slim stampen chapitre 6