3F Les 2 spelling: meervoudsvormen

ZRGVEPL419AK
1 / 56
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 56 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

ZRGVEPL419AK

Slide 1 - Tekstslide

* Kennismaken:  Quiz lesson up

 
* Verwachtingen/doelen


* Volgende week 
Programma:

- Instructie: Lesson Up 
(instap 8 of hoger mag)

- Zelfstandig werken: opdrachten Studiemeter, deeltoets af

-Afsluiting: lesdoelen bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Planning staat in Teams
Les gemist: maak de Lesson up

Slide 3 - Tekstslide

Meervoudsvormen
Taalverzorging 3F  - les 2

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het eind van deze les ken je de afspraken die horen bij het juist schrijven van meervouden  
  • Je kunt deze regels toepassen in een opdracht

Slide 7 - Tekstslide

twee

Slide 8 - Tekstslide

MEERVOUD: 6 afspraken

Slide 9 - Tekstslide

Afspraak 1+2:   -en of -s
De meeste zelfstandige naamwoorden krijgen in het meervoud -en of -s.

spreekwoord --> spreekwoorden
vogel --> vogels

Slide 10 - Tekstslide

1. MEERVOUD OP -EN
Bij veel zelfstandige naamwoorden maak je het meervoud door er 'en' achter te zetten.

een stoel - twee stoelen
een bord - twee borden
een boek - twee boeken


Slide 11 - Tekstslide

MEERVOUD OP -EN: LET OP!
Als het enkelvoud een lange klinker (aa, ee, oo, uu) heeft:
  • een muur - twee muren
  • een probleem - twee problemen

Als het enkelvoud een korte klinker (a, e, i, o, u) heeft: 

  • een hek- twee hekken
  • een handtas - twee handtassen





Slide 12 - Tekstslide

Meervoud van:

een leraar
A
leraaren
B
leraren

Slide 13 - Quizvraag

Meervoud van:

het kabinet
A
kabbinetten
B
kabineten
C
kabinetten

Slide 14 - Quizvraag

MEERVOUD OP -EN: LET OP!
Eindigt het enkelvoud op een s, wordt de s vaak een z : 
  • een baas - twee bazen
  • een wees - twee wezen
Eindigt het enkelvoud op een f, wordt de f vaak een v:
  • een staaf (staf) - twee staven
  • een golf - twee golven

Er zijn uitzonderingen: kans- kansen, kaars-kaarsen, smurf-smurfen
paragraaf- paragrafen





Slide 15 - Tekstslide

Meervoud van

een luis
A
luisen
B
luizen

Slide 16 - Quizvraag

Meervoud van

de paus
A
pausen
B
pauzen

Slide 17 - Quizvraag

Meervoud van

een schroef
A
schroefen
B
schroeven

Slide 18 - Quizvraag

Meervoud van

een fotograaf
A
fotografen
B
fotograven

Slide 19 - Quizvraag

Meervoud van

het verslag

A
verslagen
B
verslaggen

Slide 20 - Quizvraag

Meervoud van

een overleg
A
overleggen
B
overlegen

Slide 21 - Quizvraag

2. MEERVOUD OP -S
Als de uitspraak niet verandert, dan -s eraan vast!

Na woorden die eindigen op -el, -er, -en, -em, -je, -ie:
appels, trappers, jongens, tandems, meisjes, vakanties 
Ook na stomme e (u-klank), é, eau en ui: 
etalages, logés, cadeaus, etuis ​

 ​

Slide 22 - Tekstslide

2. MEERVOUD OP -S
Als de uitspraak niet verandert, dan -s eraan vast:
  • appels, trappers, jongens, tandems, meisjes, vakanties 
Ook na stomme e (u-klank), é, eau en ui: 
  • watjes, etalages, logés, cadeaus, etuis 
Woorden die eindigen op -ay -ey- oy:
  • sprays, cowboys, 


 ​

Slide 23 - Tekstslide

3. MEERVOUD OP 'S
Als er wel verwarring is met uitspraak, dan 's. 
  • omas > oma's 
  • taxi’s, baby’s, accu's, auto's

Ook ’s na afkortingen die je ook echt als afkorting uitspreekt: cd’s, tv’s, bv’s

Slide 24 - Tekstslide

een etui - twee ....
A
etui's
B
etuis

Slide 25 - Quizvraag

een ski - twee ...
A
skies
B
ski's

Slide 26 - Quizvraag

een BMW - twee ...
A
BMW's
B
BMWs

Slide 27 - Quizvraag

een garage - twee ...
A
garages
B
garage's

Slide 28 - Quizvraag

Meervoud

de politie
A
polities
B
politiën

Slide 29 - Quizvraag

4. MEERVOUD OP -EREN

een ei - twee eieren
een kind - twee kinderen
een lam - twee lammeren

Slide 30 - Tekstslide

een lam - twee ....
A
lamen
B
lammeren
C
lameren
D
lammen

Slide 31 - Quizvraag

4. Meervoud bij    -ik, -el, -et, -es

Gebruik na on­beklemtoond -ik, -el,-et, -es  geen dubbele medeklinker:
  • havik (HAA-vik) --> haviken
  • dommeriken, leeuweriken, monniken, perziken
  • dreumesen



Slide 32 - Tekstslide

Meervoud van

een luiwammes
A
luiwammessen
B
luiwammesen

Slide 33 - Quizvraag

Meervoud van

de viezerik
A
viezeriken
B
viezerikken
C
D

Slide 34 - Quizvraag

Meervoud van

raket
A
raketten
B
raketen

Slide 35 - Quizvraag

Meervoud van

het middel
A
middellen
B
middelen
C
midelen
D
midellen

Slide 36 - Quizvraag

Meervoud van

bangerik
timer
0:15
A
bangerikken
B
bangeriken

Slide 37 - Quizvraag

5. MEERVOUD OP -ËN  
Bijna alle zelfstandig naamwoorden die eindigen op -ee:
  • zee - zeeën, twee - tweeën, slee - sleeën, frisbee - frisbeeën

Zelfstandig naamwoorden die eindigen op -ie, eindigen in het meervoud op iën, ieën (of ies)
  • bacterie - bacteriën, kopie - kopieën, (politie - polities) 

Slide 38 - Tekstslide

MEERVOUD OP -ËN: Let op bij -ie
Als de klemtoon van het woord niet op de laatste lettergreep ligt, eindigt het meervoud op -iën (geen extra e)
  • bacterie > bacteriën, tralie - traliën, kolonie - koloniën

Als de klemtoon van het woord wel op de laatste lettergreep ligt dan -ieën 
  • kopie - kopieën, drie - drieën, melodie > melodieën

Slide 39 - Tekstslide

Meervoud van

de fee
A
feën
B
feeën

Slide 40 - Quizvraag

Meervoud van

een ceremonie
A
ceremoniën
B
ceremonieën

Slide 41 - Quizvraag

Meervoud van

de categorie
A
categorieën
B
categoriën

Slide 42 - Quizvraag

Meervoud van

de genie
A
geniën
B
genieën

Slide 43 - Quizvraag

Meervoud van

de provincie
A
provincies
B
provinciën

Slide 44 - Quizvraag

Meervoud van

de kolibrie
A
kolibries
B
kolibrieën

Slide 45 - Quizvraag

6. Meervoud bij Latijnse woorden
Voor woorden op -um mag je vaak -a of-ums gebruiken.
  • criterium --> criteria/ criteriums
  • Een datum - twee data (ook datums)
  • een museum - twee musea (ook museums)
Gebruik -ici voor woorden op -icus.
  • technicus --> technici
  • Een politicus - politici


Slide 46 - Tekstslide

Meervoud van

een chemicus
A
chemici
B
chemica
C
chemicussen

Slide 47 - Quizvraag

Meervoud van

aquarium

Slide 48 - Open vraag

Meervoud van

museum
timer
0:20
A
museums
B
musea
C
museums en museas
D
museums en musea

Slide 49 - Quizvraag

Meervoud van

medicus
timer
0:20

Slide 50 - Open vraag

Maak alle opdrachten en de deeltoets
Zelfstandig werken

Slide 51 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Aan het eind van deze les ken je de 6 afspraken die horen bij het juist schrijven van meervouden  
  • Je kunt deze regels toepassen in een opdracht

Slide 52 - Tekstslide

Bekijk de video
Check of je alle afspraken kent en kunt toepassen

Slide 53 - Tekstslide

Regels meervoud
-a, -o, -u, -i, -y
's
-e, -é, -ay, -ey, -oy, -eau
vaste s
-ie
-ën (klemtoon op laatste lettergreep
-"n (klemtoon NIET op laatste lettergreep)
-ee
-ën
-um
-a of -s
-us
-i
-ik, -it, -et, -es, -ei
alleen verdubbeling medeklinker bij klemtoon

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Video

Slide 56 - Tekstslide