mavo4 th.13 transport en afweer H6 Afweer

H6 Afweer
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

H6 Afweer

Slide 1 - Tekstslide

Wat is afweer?
Lichaamsvreemde stoffen
Infectie
Algemene afweer
Koorts


Slide 2 - Tekstslide

Lichaamsvreemde stoffen
Dit zijn stoffen die niet in ons lichaam thuishoren.
Als deze stoffen je lichaam binnenkomen, verdedigt je lichaam zichzelf daartegen. 
Dit kan gebeuren bij:
* Infecties (bacteriën, schimmels, virussen...)
* Bloedtransfusies 
* Orgaantransplantatie 

Slide 3 - Tekstslide

Infecties 
Eenmaal in het lichaam vermenigvuldigen de ziekteverwekkers zich.
Bacteriën, schimmels, virussen (of dieren)

Slide 4 - Tekstslide

Algemene afweer 
In de meeste gevallen is je lichaam goed beschermt tegen het binnendringen van ziekteverwekkers. 

Opperhuid:  Ziekteverwekkers kunnen er moeilijk doorheen
Slijmvlies in de luchtwegen en darmwand: Moeilijk doordringbaar
Maagzuur: Het zuur doodt bacteriën.
Witte bloedcellen: maken ziekte verwekkers onschadelijk

Slide 5 - Tekstslide

witte bloedcellen


Antistoffen

Slide 6 - Tekstslide

Waarom krijg je koorts?

Slide 7 - Tekstslide

Koorts
Ziekteverwekkers kunnen giftige stoffen afgeven die je ziek maken.

Je lichaam reageert daarop door de lichaamstemperatuur te laten stijgen: Je krijgt koorts!

De ziekteverwekkers kunnen er niet tegen en gaan zich minder verspreiden en delen.

Slide 8 - Tekstslide

Medicijnen 
Sommige medicijnen kunnen de afweer van je lichaam tijdelijk versterken.

Antibiotica doodt bacteriën (geen virussen!)

Vb: Voor de 2e wereldoorlog stierven er veel mensen aan tuberculose, door het gebruik van antibiotica komt het hier bijna niet meer voor 

Slide 9 - Tekstslide

Specifieke afweer: Antistoffen. 

Slide 10 - Tekstslide

Specifieke afweer; antistoffen
Bepaalde witte bloedcellen reageren op ziekteverwekkers door antistoffen te gaan maken. Bijvoorbeeld bij besmetting met het coronavirus.

Op het oppervlak van een ziekteverwekker zitten eiwitten die niet in ons lichaam voorkomen. Deze onbekende eiwitten noemen we Antigenen 

Slide 11 - Tekstslide

Specifiek
Iedere ziekteverwekker heeft zijn eigen specifieke eiwitten, dus antigenen.
Dat betekent dus ook dat tegen iedere ziekteverwekker een eigen specifieke antistof moet worden gemaakt.

Antistoffen worden gemaakt tegen antigenen.

Slide 12 - Tekstslide

Natuurlijke immuniteit

Besmetting - Witte bloedcellen 
                             maken antistoffen.

Antistoffen blijven enige tijd in het    
                         bloed - goede afweer.

Geheugen - Witte bloedcellen 
                          onthouden hoe de 
                          antistoffen moeten worden 
                          gemaakt.



Slide 13 - Tekstslide

Natuurlijke immuniteit
Als je een tweede keer besmet raakt met dezelfde ziekteverwekker, kunnen de witte bloedcellen snel en veel antistoffen maken. Je wordt dan niet ziek - Je bent Immuun

Slide 14 - Tekstslide

Natuurlijke immuniteit = 
zelf ondergaan, je hebt de ziekteverwekker op een natuurlijke manier binnengekregen.
Bijvoorbeeld bij de Waterpokken.

Slide 15 - Tekstslide

Natuurlijke immuniteit
1. Je raakt besmet met een ziekte verwekker. 
2. Je wordt ziek.
3. Je witte bloedcellen herkennen de ziekte verwekkers en gaan antistoffen maken. 
4. De hoeveelheid antistoffen gaat omhoog en de ziekteverwekker verdwijnt uit het lichaam. 
5. Je wordt weer besmet met dezelfde ziekteverwekker. 
6. Je lichaam heeft nog antistoffen en gaat onmiddellijk deze antistoffen bijmaken. 
7. Je De antistoffen stijgen snel en je wordt niet of minder ziek. 

Slide 16 - Tekstslide

Kunstmatige immuniteit. 

Slide 17 - Tekstslide

Kunstmatige immuniteit
Kunstmatige immuniteit bouw je op door het krijgen van een vaccinatie 

Een vaccin bevat een dode of verzwakte ziekteverwekker 
Je lichaam reageert hier vervolgens weer op door antistoffen te gaan maken tegen deze ziekteverwekker (antigenen)

Slide 18 - Tekstslide

Kinderen vaccineren
Het rijksvaccinatieprogramma bestaat uit verschillende vaccinaties: 

D(K)TP-prik: Tegen difterie, kinkhoest, tetanus en polio (kinderverlamming).

BMR-prik: Tegen bof, mazelen en rodehond 

 HPV-prik = meisjes vanaf 12 jaar, tegen HPV, een virus dat bij meisjes baarmoederhalskanker kan veroorzaken.

Slide 19 - Tekstslide

Actieve immuniteit
Actieve natuurlijke immuniteit =
Je wordt besmet met een ziekteverwekker. 
Je lichaam moet zelf aan de slag met het MAKEN (actief) van de antistof. Als je daarna weer besmet raakt met de ziekte word je niet meer ziek

Actieve kunstmatige immuniteit =
Je wordt gevaccineerd. 
Je lichaam moet zelf aan de slag met het MAKEN (actief) van de antistof.  
Als je daarna weer besmet raakt met de ziekte word je niet meer ziek.

Slide 20 - Tekstslide

Kunstmatige passieve immuniteit
Je wordt door een giftig (slang, spin etc.) of 
hondsdol dier (hond, vos, vleermuis) gebeten 

Dan krijg je een SERUM toegediend
dit zijn antistoffen
Je witte bloedcellen maken zelf geen antistoffen(passief)
Passieve immunisatie 

Slide 21 - Tekstslide

Natuurlijke passieve immuniteit
Baby krijgt via de placenta of de moedermelk de antistoffen 

De witte bloedcellen maken 
zelf geen antistoffen (passief)

Passieve immunisatie

Slide 22 - Tekstslide

Actief en passief
Serum = met antistoffen
Passieve immunisatie

Vaccinatie = met antigenen/verzwarkte ziekteverwekker
Actieve immunisatie

Slide 23 - Tekstslide

opdrachten
maak opdracht 1 tm 5
extra: 6, 7
klaar? Maak dan de vragen in deze lessonUp

Slide 24 - Tekstslide

Bij bescherming door een vaccinatie is er GEEN sprake van bescherming door...
A
Specifieke afweer
B
Natuurlijke immuniteit
C
Kunstmatige immuniteit
D
Actieve immunisatie

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de eerste barrière van de afweer?
A
Een ontsteking
B
koorts
C
Huid/slijmvliezen
D
antistoffen

Slide 26 - Quizvraag


Waar voel je je nu eigenlijk ziek van?
A
Van de infectie
B
Van de infectie en van de afweerreactie van je lichaam
C
Van de afweer van je lichaam
D
Van de witte bloedlichaampjes

Slide 27 - Quizvraag

Wat zorgt voor de afweer van ziekteverwekkers?
A
bloedplasma
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
witte bloedcellen

Slide 28 - Quizvraag

Waarom word je toch ziek terwijl je afweer zijn werk goed doet?
A
het herkennen van de ziekteverwekker en het maken van antistoffen kost dagen tijd
B
Omdat miljoenen ziekteverwekkers binnen dringen en dan moet het lichaam heel hard werken.

Slide 29 - Quizvraag