12.3 Specifieke afweer ll

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 12.3 Specifieke afweer - deel 1
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 12.3 Specifieke afweer - deel 1

Slide 1 - Tekstslide

H12 Gezondheid
12.1-1 Voorkomen is beter dan genezen (huid/ slijmvliezen)
12.2 Eigen afweer en antibiotica
12.3 Specifieke afweer
12.4 Bloedgroepen
12.5 Als het misgaat (kanker/ virussen/ allergiën)
12.1-2 Bescherming bij planten

Slide 2 - Tekstslide

Welke vragen bij 12.1 + 12.2?

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling typen afweer
Niet specifieke afweer (barriëres en fagocyten): 12.1 + 12.2
Specifieke afweer (door T cellen en B cellen): 12.3

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Doel en begrippen 12.3
Je leert hoe je lichaam ziekteverwekkers herkent en bestrijdt.
Je kan de werking van het specifieke afweersysteem beschrijven.
Je leert hoe immuniteit ontstaat.

specifieke (verworven) afweersysteem, antigenen, lichaamseigen, lichaamsvreemd, B-cel, T-helpercel, cytotoxische T-cel,  MHC-II molecuul, antigeen presenterende cel (APC), T-helpercellen, (antigeen) receptor, antistoffen, plasmacellen, T-suppressorcellen
geheugencel, actieve immuniteit, passieve immuniteit, natuurlijke immuniteit, kunstmatige immuniteit, vaccinatie, antiserum, monoklonale antistoffen

Slide 8 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding.

Dit is een.....
A
witte bloedcel
B
virus
C
bacterie
D
parasiet

Slide 9 - Quizvraag

Bestudeer BINAS 84-A en 84-N

Stel iemand heeft een snee in zijn vinger
In een fagocyt kan een ziekteverwekker veilig worden vervoerd door het lichaam. Via welke weg bereikt die fagocyt de lymfeklieren het snelst?
A
via het bloed
B
via de lymfe

Slide 10 - Quizvraag

Herkenning
Je witte bloedcellen (macrofagen en lymfocyten) kunnen lichaamsvreemde cellen en stoffen herkennen aan de herkenningseiwitten aan de buitenkant van cellen en virussen. Die eiwitten heten antigenen.

Slide 11 - Tekstslide

Herkenning
Je witte bloedcellen weten welke antigenen in je lichaam thuishoren = lichaamseigen (van je eigen cellen en van je goede bacteriën, bijvoorbeeld in je darm) en dus ook welke er niet in thuis horen = lichaamsvreemd.

Slide 12 - Tekstslide

Activering van de specifieke afweer
Na fagocytose van een ziekteverwekker breekt de macrofaag de indringer af en plaatst vervolgens het lichaamsvreemde antigeen van de ziekteverwekker op zijn eigen celmembraan (aan de MHC-II).


Slide 13 - Tekstslide

Activering van de specifieke afweer
De macrofaag wordt daarmee een Antigeen Presenterende Cel (APC). 

Hij gaat nu in een lymfeknoop of de milt op zoek naar een T-helpercel met een receptor die past op het gepresenteerde antigeen.  

Slide 14 - Tekstslide

Activering van de specifieke afweer
Inactieve T-helpercellen (Th)
hebben elk een unieke antigeen-receptor.

Als de antigeen receptor van een T-helpercel past op het antigeen dat door de APC wordt gepresenteerd dan wordt de Th-cel actief.

Slide 15 - Tekstslide

Activering van de specifieke afweer
De Th-cel activatie is de eerste
stap in het activeren van de specifieke afweer!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Opdracht
Bestudeer nu eerst bron 9 over de specifieke afweer
Maak daarna de vragen van de volgende dia's

Slide 18 - Tekstslide

Legenda
In de afbeelding die gebruikt is, is de legenda (bewust) weggelaten. Sleep de term naar de juiste afbeelding in de legenda.
MHC molecuul
ziekte-verwekker
fagocyt
T-cel
antigeen
T-cel receptor

Slide 19 - Sleepvraag

Welke cel is verantwoordelijk voor ....

opruimen van geïnfecteerde lichaamscellen
A
fagocyt
B
T-cel
C
B-cel

Slide 20 - Quizvraag

Welke cel is verantwoordelijk voor ....

het stimuleren van B-cellen
A
fagocyt
B
T-cel
C
B-cel

Slide 21 - Quizvraag

Ik ben een klein stukje van een molecuul,
Ik zit vaak op het oppervlak van een ziekteverwekker,
Ik word door fagocyten gepresenteerd aan lymfocyten,
Ik ben een herkenningsvlaggetje voor het immuunsysteem,
Ik ben een....
A
antigeen
B
antistof

Slide 22 - Quizvraag

Afweer in Binas 84L
Leer de ingewikkelde figuur te lezen:
-Beschrijf de weg van een bacterie die door antigenen wordt vernietigd
- Een virus in een lichaamscel die wordt vernietigd.
(zie ook volgende dia)

Slide 23 - Tekstslide

BINAS 84L

Slide 24 - Tekstslide

Moeilijk?
Bekijk dan de volgende dia's met uitleg in stappen.

Slide 25 - Tekstslide

1: niet specifieke afweer

Slide 26 - Tekstslide

2: Antigeen presentatie (APC)

Slide 27 - Tekstslide

3: Activatie T helpercellen

Slide 28 - Tekstslide

4: Activatie cytotoxische T cellen
-> celdood geinfecteerde cellen

Slide 29 - Tekstslide

Tc cellen
De Tc-cellen (cytotoxische T cellen) herkennen lichaamscellen die geïnfecteerd zijn door een virus (en soms ook kankercellen).

Ze maken de cellen kapot door het celmembraan stuk te maken -> lysis (cel loopt leeg)

Slide 30 - Tekstslide

5: Activatie B cellen

Slide 31 - Tekstslide

6: Plasmacellen -> antistoffen

Slide 32 - Tekstslide

Plasmacellen
Plasmacellen maken antistoffen aan.
Antistoffen worden ook wel immunoglobulines genoemd of antilichamen.

Antistoffen binden aan de ziekteverwekker en maken deze dood en/ of maken deze makkelijk herkenbaar voor fagocyten.

Slide 33 - Tekstslide

Uit welk type cellen
ontstaan plasmacellen?
A
Fagocyten
B
cytotoxische T-cellen
C
T-helpercellen
D
B-lymfocyten

Slide 34 - Quizvraag

Slide 35 - Tekstslide

Geheugencellen
Wanneer de specifieke afweer wordt geactiveerd tijdens een infectie worden geheugencellen gevormd (Th, Tc en B-geheugencellen).

Bij een volgende infectie met dezelfde ziekteverwekker (hetzelfde antigeen) komt de specifieke afweer sneller en sterker op gang.

Slide 36 - Tekstslide

Geheugencellen

Slide 37 - Tekstslide

Antistoffen
De afweer reactie is de meten aan de hand van de hoeveelheid antistoffen in het bloed.
Antistoffen heten ook wel immunoglobulinen of antilichamen.

Antistoffen die afkomstig van één (gekloneerde) B-cel, en dus tegen één antigeen werken heten monoklonale antistoffen

Slide 38 - Tekstslide

Opdracht
Maak nu eerst de vragen van 12.3 over de specifieke afweer
 vr 29 t/m 35

Slide 39 - Tekstslide

Immuniteit
Bij een tweede (of volgende) infectie met dezelfde ziekteverwekker komt de specifieke afweer zo snel op gang dat je minder/ niet ziek wordt = immuniteit

Slide 40 - Tekstslide

Immuniteit
Deze vorm van immuniteit heet natuurlijke, actieve immuniteit.

Natuurlijk: de immuniteit is ontstaan doordat je de infectie een keer hebt doorgemaakt.
Actief: het immuun systeem heeft zelf antistoffen gemaakt.

Slide 41 - Tekstslide

Moeder op kind
Vóór de geboorte geeft de moeder via de placenta antistoffen aan haar ongeboren kind. Het kind wordt dus geboren met antistoffen en is dus (tijdelijk!) immuun. 

Deze vorm van immuniteit heet natuurlijke, passieve immuniteit.

Natuurlijk: de antistoffen zijn op een natuurlijke manier in het lichaam gekomen.
Passief: het kind heeft de antistoffen niet zelf gemaakt.

Slide 42 - Tekstslide

Vaccinatie
Door dode of verzwakte (delen van) ziekteverwekkers in te spuiten kun je óók de specifieke afweer activeren en geheugencellen laten vormen. Een persoon is daarna immuun en kan de infectie niet meer krijgen.

Deze vorm heet actieve, kunstmatige immuniteit.

Kunstmatig: je de antigenen kunstmatig verkregen.
Actief: je lichaam heeft zelf de antistoffen gemaakt.

Slide 43 - Tekstslide

Antiserum
Door een (verzwakte/ dode) ziekteverwekker in te spuiten bij een dier en daarna het bloedplasma te isoleren (antiserum) kun je antistoffen isoleren tegen een bepaalde ziekteverwekker en deze inspuiten bij een patiënt. 

Dit heet kunstmatige, passieve immuniteit.

Kunstmatig: je hebt de immuniteit kunstmatig verkregen.
Passief: je lichaam heeft niet zelf de antistoffen gemaakt.

Slide 44 - Tekstslide


Pasgeboren kinderen
          
Zelf de infectie doormaken
Antistoffen inspuiten
Vaccineren
Natuurlijk
Kunstmatig
P
a
s
s
i
e
A
c
t
i
e

Slide 45 - Tekstslide

Soorten vaccins
Bij vaccinatie inspuiten verhit virus of bacterieel materiaal. Hierop reageert het immuunsysteem.

Voor Covid-19 zijn meerdere vaccins, hoe werken deze?
  • Eiwit-vaccin
  • mRNA-vaccin
  • (vector-vaccin)

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Video

Bekijk de afbeelding.
Als een nieuwe ziekteverwekker je lichaam infecteert, ben je vaak dagen lang ziek.
Leg uit waarom het zo lang duurt voordat je je beter gaat voelen

Slide 48 - Open vraag

Er is een verschil tussen resistentie en immuniteit. Zoek het verschil op.

"Resistent ben je; immuun word je"

Leg deze uitspraak uit door in te gaan op het verschil tussen deze begrippen

Slide 49 - Open vraag

Doel en begrippen 12.3
Je leert hoe je lichaam ziekteverwekkers herkent en bestrijd.
Je kan de werking van het specifieke afweersysteem beschrijven.
Je leert hoe immuniteit ontstaat

specifieke (verworven) afweersysteem, antigenen, lichaamseigen, lichaamsvreemd, B-cel, T-helpercel, cytotoxische T-cel,  MHC-II molecuul, antigeen presenterende cel (APC), T-helpercellen, (antigeen) receptor, antistoffen, plasmacellen, T-suppressorcellen
geheugencel, actieve immuniteit, passieve immuniteit, natuurlijke immuniteit, kunstmatige immuniteit, vaccinatie, antiserum, monoklonale antistoffen

Slide 50 - Tekstslide