Poëzie rijm stijlfiguren en beeldspraak

Poëzie les 2
  • Soorten rijm
  • Stijlfiguren
  • Beeldspraak 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Poëzie les 2
  • Soorten rijm
  • Stijlfiguren
  • Beeldspraak 

Slide 1 - Tekstslide

Eindrijm
Sint zat eens te denken
Wat hij jou zou schenken

Zelfs de regen houdt mij niet tegen

Slide 2 - Tekstslide

alliteratie (= beginrijm)

Slide 3 - Tekstslide

Welk eindrijm zie je?

Welk beginrijm zie je (alliteratie)

Slide 4 - Tekstslide

Assonantie (klankrijm)
Assonantie/klinkerrijm: woorden hebben dezelfde klank. Niet aan einde van een vers, maar ergens anders

Slide 5 - Tekstslide

Welke woorden vormen klankrijm?
Ik kijk in de spiegel naar de lijnen in me face
Door het eindeloos gefeest, maar die tijden zijn geweest
Nuchter zijn miste ik eigenlijk het meest
Al dat ged'raan wat bereikte ik daarmee
Ik hou mijn neus schoon als een mee-eter strip
Vind het gezellig als ik mee-eters heb
Zo volwassen en tevreden met m'n bek
Faberjan-douwe kroeske breng die twee meter rap 
Eerst even slingeren, dan strijk ik m'n sokken
Boodschapjes doen, bij de Appie, bij de Blokker
Kijken naar de meisjes met korte rokken

Slide 6 - Tekstslide

Drie keer klankrijm
Ik kijk in de spiegel naar de lijnen in me face
Door het eindeloos gefeest, maar die tijden zijn geweest
Nuchter zijn miste ik eigenlijk het meest
Al dat ged'raan wat bereikte ik daarmee
Ik hou mijn neus schoon als een mee-eter strip
Vind het gezellig als ik mee-eters heb
Zo volwassen en tevreden met m'n bek
Faberjan-douwe kroeske breng die twee meter rap 

Boodschapjes doen, bij de Appie, bij de Blokker
Kijken naar de meisjes met korte rokken

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Welke stijlfiguur herken je?

O als ik dood zal, dood zal zijn​
Kom dan en fluister, fluister iets liefs
timer
0:15
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Herhaling
D
Overdrijving

Slide 9 - Quizvraag

Schuldig en toch onschuldig​
Weinig maar ook veelvuldig​
Leven en toch heengegaan​
Gestorven en opgestaan​

timer
0:20
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Herhaling
D
Overdrijving

Slide 10 - Quizvraag

Ik zocht in zeeën, bossen, bergen, dromen,​
Nimmermeer rustig tot de plek gekomen,​
timer
0:20
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Herhaling
D
Overdrijving

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een eufemisme?
A
Een stijlfiguur om te overdrijven
B
Een stijlfiguur om iets te verbloemen (zachter maken)

Slide 12 - Quizvraag

Welke zin is een understatement en geen overdrijving
A
Ik vind dat een beetje vervelend
B
Ik heb geen oog dicht gedaan
C
Ik word doodmoe van jouw gezeur
D
Ik heb het je al honderd keer gevraagd

Slide 13 - Quizvraag

Zit in deze zin ironie?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quizvraag

'Je kletst me de oren van het hoofd', zei de leraar tegen het verlegen meisje.
A
Ironie
B
Sarcasme

Slide 15 - Quizvraag

Wel ja, ga vooral door met niets doen, da ga je het zéker halen!
A
sarcasme
B
ironie

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Wat is beeldspraak?
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 18 - Quizvraag

Letterlijk versus figuurlijk
- Julia zag Frenk lopen en stond in vuur en vlam (figuurlijk)
-Frenk struikelde en viel tegen de vuurkorf aan. Hij stond in vuur en vlam (letterlijk)




Slide 19 - Tekstslide

Beeldspraak

  • Heb je zelf voorbeelden?
  • Waarom gebruik je beeldspraak?

Slide 20 - Tekstslide

Beeldspraak
Vergelijkingen, metaforen en personificaties zijn vormen van beeldspraak.     


Slide 21 - Tekstslide

Vergelijking
  • De inbreker ging er als een haas vandoor
  •  Hij is een beer van een vent
  • Nora kreeg een hoofd als een boei

Slide 22 - Tekstslide

Personificatie
  • Wanneer ik opsta, lacht de zon me vrolijk toe
  •  Angst loerde om de hoek

Slide 23 - Tekstslide

Metafoor
  • Wat een zwijnenstal is het hier!
  •  Er zitten dit jaar een paar kleuters in 5 havo

Slide 24 - Tekstslide

Wat is geen vergelijking?
A
Zo gek als een deur
B
Zo is het gegaan
C
Zo zacht als dons
D
Zo eerlijk als goud

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een personificatie?
A
De stoel kreunde onder zijn gewicht.
B
Zijn hoofd lijkt wel een varkenskop; er zit geen haar meer op!
C
Karel kreeg op zijn veertiende eindelijk de baard in de keel.

Slide 26 - Quizvraag

En de laatste vraag...

Slide 27 - Tekstslide

Wat is een metafoor?
A
Mijn opa rookte als een schoorsteen
B
Het schip danste op de golven
C
Niemand wil vriendin zijn met zo'n heks

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide