Thema 5 Erfelijkheid en evolutie BS1 en BS2 donderdag 7 januari 2021

Thema 5
Erfelijkheid en evolutie
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 5
Erfelijkheid en evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Programma
Start thema 5 
Uitleg:
- BS1 Genotype en fenotype
- BS2 Chromosomen, genen en genexpressie

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
- Je kunt de kenmerken van chromosomen benoemen.
- Je kunt omschrijven wat genotype, fenotype, gen en genexpressie zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Genotype: alle erfelijke informatie die vaststaat in het DNA/chromosomen.

Fenotype: het uiterlijk van een organisme.

Slide 4 - Tekstslide

genotype
fenotype

Slide 5 - Tekstslide

fenotype en genotype

Slide 6 - Tekstslide

Genotype
In élke kern van elke lichaamscel staat dezelfde erfelijke informatie.
Alle genen in een celkern samen --> GENOTYPE
Mensen hebben in elke lichaamscel 46 chromosomen
Een deel van een chromosoom dat de informatie bevat voor één erfelijke eigenschap --> GEN



Slide 7 - Tekstslide

Type oorlel = genetische eigenschap

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat heb jij?

Slide 10 - Tekstslide

Fenotype
Het fenotype zijn de waarneembare eigenschappen van een organisme

Je kunt je fenotype aanpassen

Deze aanpassingen geef je niet door aan je nakomelingen

Slide 11 - Tekstslide

Hoe kan jij het fenotype veranderen?

Slide 12 - Open vraag

Genotype + Milieu --> Fenotype

Slide 13 - Tekstslide

Mathilde laat een permanentje zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 14 - Quizvraag

Welke uitspraak over genotype en fenotype klopt het best?
A
Het fenotype komt voort uit het genotype.
B
Het genotype komt voort uit het fenotype.
C
Het fenotype komt voort uit het genotype en milieuinvloeden.

Slide 15 - Quizvraag

Ontstaat het fenotype door het genotype?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quizvraag

Het uiterlijk van een organisme noemen we
A
Genotype
B
Fenotype

Slide 17 - Quizvraag

Heeft een vlo hetzelfde fenotype als de pop waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
hetzelfde fenotype en genotype
D
verschillende genotype en fenotype

Slide 18 - Quizvraag

Een baby is een mix van chromosomen van vader en moeder:
2 sets van 23 chromosomen 
(ontstaan na bevruchting van de eicel)
De moeder heeft voor elke erfelijke eigenschap 2 genen. Ze geeft er maar 1 door in haar eicel van elke eigenschap.
De vader heeft dit ook. 

Een baby is dus een mix van de genen.

Slide 19 - Tekstslide

Chromosomen
  • Dunne draden, bevat de stof DNA
  • Elke celkern bevat de complete informatie voor alle erfelijke eigenschappen van een organisme
  • Mens: 46 chromosomen (= 23 paar) --> lichaamscel
  • De 2 chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk
  • DNA bevat informatie voor de erfelijke eigenschappen (genotype)

Slide 20 - Tekstslide

de 46 chromosomen van de mens
= 46 DNA-moleculen

Slide 21 - Tekstslide

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 22 - Quizvraag

DNA sequenties van een gen
Bouwstenen van het DNA (A, C, G, T)
- staan achter elkaar in specifieke volgorde
- hierdoor ontstaat een code met de informatie voor het maken van een specifiek eiwit
- door eiwitten wordt het fenotype zichtbaar. 

Slide 23 - Tekstslide

DNA sequenties van een gen

Slide 24 - Tekstslide

DNA sequenties van een gen

Slide 25 - Tekstslide

BS2 Chromosomen, genen 
- Gen: deel van een chromosoom, bevat informatie voor één erfelijke eigenschap.
- Elk chromosoom bevat veel genen. 
- In lichaamscellen komen de genen in paren voor
- Een enkelvoudig gen van een genenpaar noemen we een allel
- Eén allelenpaar bevat info voor één erfelijke eigenschap
* Bv. oogkleur, haarkleur, huidskleur

Slide 26 - Tekstslide

Gewone celdeling (mitose)
Mitose: (gewone) celdeling van lichaamscellen
- in zowel moedercel als dochtercellen komen de chromosomen in paren voor --> 23 paar (46 chromosomen)




Slide 27 - Tekstslide

Chromosomen bij bevruchting (meiose)
Meiose: celdeling waarbij uit een lichaamscel (moedercel) geslachtscellen (dochtercellen) ontstaan.
- helft van het aantal chromosomen 
- chromosomen komen 
enkelvoudig voor
- geslachtscellen --> ei-/zaadcellen

Het genotype van een organisme komt tot stand op het moment van bevruchting.

Slide 28 - Tekstslide

Bij een kikker bevatten bepaalde cellen per kern in totaal 13 chromosomen. Zijn dit lichaamscellen of geslachtscellen?
A
lichaamscellen
B
geslachtscellen

Slide 29 - Quizvraag

Genexpressie
Genen kunnen aan of uit staan --> veel genen kunnen alleen onder bepaalde omstandigheden tot uiting komen.
Het tot uiting komen --> GENEXPRESSIE
- Genexpressie verschilt per cel, afhankelijk van de functie
Bv. levercellen staan de genen aan --> productie van gal
Maar de genen die ervoor zorgen dat hoofdhaar wordt gevormd staan in deze cellen uit. In de huidcellen boven op je hoofd is dit net andersom. Daar staan de genen aan.  De genen die ervoor zorgen dat in de cellen gal wordt geproduceerd staan in deze huidcellen uit. 

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag
Maken:
- Opdrachten & begrippen BS1 + BS2

Foto's van de opdrachten + begrippen inleveren dinsdag 12 januari vóór 16.00 uur via It's Learning. (Bronnen/opdracht)

Slide 31 - Tekstslide