Les 5 §3.2 Ontwikkelingspeil

Les 5
§3.2 (deel 2)
AK - week 14
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Les 5
§3.2 (deel 2)
AK - week 14

Slide 1 - Tekstslide

Beste leerlingen,
Deze les is moeilijk.
Tip: maak aantekeningen. Succes!
Onderwerp: ontwikkelingspeil . Dat begrip is in vorige hoofdstukken ook al eens voorbij gekomen. Nu gaan we dus echt leren wat het is :).

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Aan het einde van deze les...

  • ... weet je hoe je het ontwikkelingspeil kunt herkennen en meten.

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag geen terugblik... 
  • ... we warmen op met Lubach!
  • ... Let op! Tijdens het kijken komen 2 vragen in beeld. 

Slide 4 - Tekstslide

2

Slide 5 - Video

01:10
koopkracht is hoeveel je kunt kopen....
A
nadat je belasting heb betaald
B
voordat je belasting heb betaald

Slide 6 - Quizvraag

02:40
als het Centraal Planbureau de koopkracht berekent dan moet er...
A
veel in je leven veranderen
B
weinig in je leven veranderen
C
niets in je leven veranderen

Slide 7 - Quizvraag

Wat heeft koopkracht te maken met 'ontwikkelingspeil'?
Dat leer je dus deze les!

Slide 8 - Tekstslide

Rijkdom en armoede in Gambia
  • Gambia is een van de armste landen ter wereld
  • 50% van de mensen leeft in armoede
  • Op het platteland nog meer

Slide 9 - Tekstslide

Hoe herken je rijkdom en armoede?
 Twee manieren:
  1. Goed om je heen kijken:  kleding, huizen, wegen, vervoersmiddelen
  2. Meten met getallen van ontwikkelingskenmerken: wat is het inkomen van de mensen, hoeveel mensen lijden honger, aantal onderwijzers etc.

Slide 10 - Tekstslide

Kijken
  • Op het plaatje zie je duidelijk dat er armoede is op het platteland in Gambia.
  • Hoe zit het met de armoede in Enschede?
  • Wat zien jullie om je heen?

Slide 11 - Tekstslide

Is Enschede een rijke of een arme stad? Waaraan kun je dat zien? Geef 3 voorbeelden.

Slide 12 - Open vraag

Armoede en rijkdom meten met getallen
Hoe doe je dat?
  1. Met gegevens over het inkomen - hoeveel geld verdient een inwoner van een land per jaar? En belangrijker: wat kan hij kopen met dat geld (=koopkracht)?
  2. Het gegevens over basisbehoeften - wat heb je nodig om redelijk te kunnen leven?


Slide 13 - Tekstslide

Inkomen
  • BNP = 'bruto binnenlands product'
  • → het geld dat alle inwoners van een land samen verdienen
  • Deze kaart heb je nodig bij opdracht 8 van §3.2!!

Slide 14 - Tekstslide

Basisbehoeften
Er zijn er 4:
  • Voedsel
  • Huisvesting
  • Onderwijs
  • Gezondheidszorg

Slide 15 - Tekstslide

Welke basisbehoefte is voor jou de belangrijkste?
A
Onderwijs
B
Voedsel
C
Gezondheidszorg
D
Huisvesting

Slide 16 - Quizvraag

Over welke basisbehoefte gaat de kaart hiernaast?
A
Voedsel
B
Huisvesting
C
Onderwijs
D
Gezondheidszorg

Slide 17 - Quizvraag

In Gambia is de artsendichtheid...
A
hoog
B
laag

Slide 18 - Quizvraag

Over welke basisbehoefte gaat de kaart hiernaast?
A
Voedsel
B
Huisvesting
C
Onderwijs
D
Gezondheidszorg

Slide 19 - Quizvraag

In Nederland is het analfabetisme...
A
hoog
B
laag

Slide 20 - Quizvraag

Vul aan: hoe hoger het BNP per inwoner, hoe .... het percentage analfabetisme.

Slide 21 - Open vraag

Ontwikkelingspeil
  • 'Het niveau van de armoede of rijkdom in een land'
  • Een gebied is ontwikkeld als de meeste mensen een goed inkomen hebben en goed kunnen voorzien in hun basisbehoeften.

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 1
  • Maak nu in de Geo online §3.2: opdr. 4 tot en met 9. 
  • Bij opdracht 8 kun je dus deze kaart gebruiken. 

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 2
  • Leer de begrippen van §3.2  ⇨ 
  • Max. 5 min.
  • En herhaal de begrippen van §3.1 nog 5 min. ⇨ 
  • Want je weet: leren = herhalen

Slide 24 - Tekstslide

Daar komen ze weer:
De MEEST NUTTIGE vragen van deze les. 

Slide 25 - Tekstslide

Je herkent het ontwikkelingspeil van een land door:
A
goed om je heen te kijken
B
door ontwikkeling te meten
C
A en B zijn beide goed.

Slide 26 - Quizvraag

Een gebied is ontwikkeld als:
A
De meeste mensen een goed inkomen hebben.
B
De meeste mensen goed kunnen voorzien in hun basisbehoeften.
C
Zowel A als B

Slide 27 - Quizvraag

Noteer twee dingen die je deze les hebt geleerd
Klik op 'bewaren' als je je antwoord hebt ingevuld!

Slide 28 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen
Klik op 'bewaren' als je je antwoord hebt ingevuld!

Slide 29 - Open vraag

Einde

Slide 30 - Tekstslide