Olke Toetsweek juni 2022

Opbrengst, kosten en winst
p       = prijs (price)
q       = hoeveelheid (quantity) = afzet
TO    = Totale Opbrengst = omzet = p x q
TCK = Totale Constante Kosten (onafhankelijk van q)
TVK = Totale Variabele Kosten (afhankelijk van q)
TK    = Totale Kosten = TCK + TVK
TW   = Totale Winst = TO - TK

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Opbrengst, kosten en winst
p       = prijs (price)
q       = hoeveelheid (quantity) = afzet
TO    = Totale Opbrengst = omzet = p x q
TCK = Totale Constante Kosten (onafhankelijk van q)
TVK = Totale Variabele Kosten (afhankelijk van q)
TK    = Totale Kosten = TCK + TVK
TW   = Totale Winst = TO - TK

Slide 1 - Tekstslide

Opbrengst, kosten en winst

Slide 2 - Tekstslide

Break-evenpunt

Break-evenpunt BEP (TO = TK)
Break-evenafzet BEA (q bij TO = TK)
Break-evenomzet BEO (p x q bij TO = TK)

Slide 3 - Tekstslide

Gemiddelden
GCK = Gemiddelde Contante Kosten = TCK / afzet (q)
GVK = Gemiddelde Variabele Kosten = TVK / afzet (q)
GTK = Gemiddelde Totale Kosten = TK / afzet (q) = GCK + GVK

GO = Gemiddelde Opbrengst = TO / afzet (q) = p

Slide 4 - Tekstslide

Gemiddelde Totale Kosten (GTK)

Slide 5 - Tekstslide

Marginale analyse
MO = Marginale Opbrengst = GO = p
MK = Marginale Kosten

MW = Maximale Winst als MO = MK!

Slide 6 - Tekstslide

Maximale Winst (1)

Slide 7 - Tekstslide

Belangrijkste berekeningen
  1. Totale Opbrengst                         TO = p x q
  2. Totale Kosten                                 TK = TCK + TVK
  3. Totale Winst                                    TW = TO - TK
  4. Break-Even Afzet                          q bij TO = TK (en bij GO = GTK!)
  5. Maximale Winst                             TW voor q bij MO = MK

Slide 8 - Tekstslide

Verloop van kosten
Als MK < GVK, dan dalen de GVK
Als MK > GVK, dan stijgen de GVK
Als MK = GVK, dan blijven de GVK gelijk

Als GVK stijgen, dan spreken van progressief variabele kosten
Als GVK dalen, dan spreken van degressief variabele kosten (VK)
Als GVK gelijk blijven, dan spreken van proportioneel VK

Slide 9 - Tekstslide

Vraagfunctie
Wat is het verband tussen de prijs (P = oorzaak)
en de gevraagde hoeveelheid (Qv = gevolg)?

Dit is een negatief verband omdat als de prijs (P)
daalt, de gevraagde hoeveelheid (Qv) stijgt en als de
prijs (P) stijgt, de gevraagde hoeveelheid (Qv) daalt.

Vraagfunctie: Qv = -20P + 324

Let op: hoeveelheid (Q) op de horizontale as,
               en de prijs (P) op de verticale as!

Slide 10 - Tekstslide

Verschuiving langs en van de vraaglijn
  • Verschuiving langs de vraaglijn: prijs (p)
  • Verschuiving van de vraaglijn (zie figuur rechts):
  1. stand van de economie
  2. inkomen (van de consumenten)
  3. bevolkingsomvang (aantal consumenten)
  4. behoefte (voorkeur van de consumenten)
  5. prijzen van substitutie (vervangende) goederen
  6. prijzen van complementaire (aanvullende) goederen
  7. wettelijke bepalingen (zoals subsidies)
  8. incidentele factoren (zoals terrorisme, epidemie of ramp)

Slide 11 - Tekstslide

Aanbodfunctie
Wat is het verband tussen de prijs (P = oorzaak)
en de aangeboden hoeveelheid (Qa = gevolg)?

Dit is een positief verband omdat als de prijs (P)
daalt, de aangeboden hoeveelheid (Qa) daalt en als de
prijs (P) stijgt, de aangeboden hoeveelheid (Qa) stijgt.

Aanbodfunctie: Qa = 5P - 25

Let op: hoeveelheid (Q) op de horizontale as,
               en de prijs (P) op de verticale as!

Slide 12 - Tekstslide

Producentensurplus
Stel je de aanbodlijn Qa rechts voor en de marktprijs
van het product is € 25. Voor een producent die 
bereid was om dit product ook voor € 15 aan te
bieden, is de prijs van € 25 een mooie meevaller.

De producent ontvangt meer dan de prijs waarvoor
hij bereid was het product aan te bieden. Wanneer
we al deze individuele meevallers bij elkaar optellen, 
vinden we het producentensurplus (groene deel).
Hoe groter het surplus, hoe efficiënter de uitkomst
(= welvaart).

Slide 13 - Tekstslide

Verschuiving langs en van de aanbodlijn
  • Verschuiving langs de aanbodlijn: prijs (p)
  • Verschuiving van de aanbodlijn (zie figuur rechts):
  1. aantal aanbieders
  2. kosten
  3. wettelijke bepalingen (zoals heffingen)
  4. innovatie

Slide 14 - Tekstslide

Marktevenwicht
In een perfect werkende markt gaat de markt op zoek
naar het marktevenwicht. Dat is de prijs (P) waarbij vraag
en aanbod in evenwicht zijn (Qv = Qa).

1. bepaal o.b.v. de figuur de vraagfunctie (Qv)
  • Qv = -4P + 100
2. bepaal o.b.v. de figuur de aanbodfunctie (Qa)
  • Qa = 5P - 25
3. bereken het marktevenwicht (Qv = Qa)
  • -4P + 100 = 5P - 25 => -4P - 5P = -25 - 100 => -9P = -125 => P = -125 / -9 => P = € 13,89
  • vul P in Qv = -4 x € 13,89 + 100 => Qv = 44,44 of Qa = 5 x € 13,89 -25 = 44,44

Slide 15 - Tekstslide

Marktvormen

Slide 16 - Tekstslide

Marktvormen

Slide 17 - Tekstslide

Arbeidsmarkt
Werkgelegenheid
  • het aantal feitelijk bezette banen en vacatures in een land
  • het aantal personen dat een baan heeft en bestaat uit:
  1. mensen in loondienst (werknemers)
  2. zelfstandigen
  • de werkgelegenheid kan worden uitgedrukt in
  1. arbeidsjaren (voltijdbanen)
  2. in personen

Beroepsbevolking
  • personen tussen 15 en 75 jaar die willen en kunnen werken: zij bieden arbeid aan op de arbeidsmarkt, en bestaat uit:
  1. mensen in loondienst (werknemers)
  2. zelfstandigen
  3. geregistreerde werklozen

Slide 18 - Tekstslide

Verschuivingen
Een voorbeeld:
  • aanbod van arbeid daalt (door bij voorbeeld meer parttimers)
  • er ontstaan een nieuw markt-evenwicht op de arbeidsmarkt
  • met een hoger loon (p) van € 30 naar € 35
  • en minder vraag naar arbeid (q) van 60 naar 50

Slide 19 - Tekstslide

Minimum loon (effect)

Slide 20 - Tekstslide