H4 Lezen - opdracht 4

Nederlands
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag

  • Huiswerk bespreken: h4 lezen - opdracht 4
  • Uitleg h3 spelling - werkwoorden
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

H4 lezen - opdracht 4
  1. Escape room 
  2.   
  3. alinea 1 en 2 – In deze alinea’s maakt de auteur duidelijk wat het onderwerp van de tekst is. In alinea 1 vertelt de auteur over een bijzondere ruimte waardoor je als lezer nieuwsgierig wordt naar de rest van de tekst. In alinea 2 wordt bekend dat de bijzondere ruimte uit alinea 1 een escape room is. 

Slide 3 - Tekstslide

a driftig (al. 1)
b als paddenstoelen uit de grond schieten (al. 2)
c claustrofobie (al. 3)
d initiatiefnemer (al. 4)
e anticlimax (al. 6)
f koppig (al. 6)

g chemicus (al. 7)
h op je hoede (kadertekst) 






  • haastig
  • snel en in een groot aantal groeien

  • angst voor afgesloten ruimtes
  • iemand die als eerste met iets begint
  • teleurstellende afloop; tegenvaller
  • eigenzinnig; vasthoudend aan de eigen wil
  • scheikundige
  • waakzaam; rekening houdend met gevaar 

Slide 4 - Tekstslide

  • 5. (1) dan; (2) vervolgens

  • 6. Dat klinkt misschien niet zo aantrekkelijk. ↔ Het is een gewild uitje onder vrienden, familie of collega’s. (Je denkt dat mensen zich niet graag tegen betaling laten opsluiten, maar dat is wel het geval.)

  • 7. The Room of Riddles bevat geen horrorelementen: hij is dus niet opzettelijk eng of griezelig gemaakt. 

Slide 5 - Tekstslide

  • 8. The Room of Riddles is gevestigd in een woonwijk dicht bij een aantal hotels en grote bedrijven. Dat is wel een gunstige locatie, aangezien het publiek van escape rooms vooral bestaat uit vrienden, familie of collega’s (zie alinea 2); ook hotelgasten/toeristen kunnen er terecht.

  • 9. Omdat de naam doet denken aan de bekende speurder Sherlock Holmes, die door zijn buitengewone opmerkzaamheid en redeneermethode (deductie) heel veel raadselachtige zaken wist op te lossen. Het gedeelte ‘locked’ in de naam wijst op het opgesloten zitten.  

Slide 6 - Tekstslide

  • 10. Men richt zich vooral op jongeren en bedrijven. ↔ Iedereen mag er naar binnen.        – signaalwoord: hoewel.
 
  • 11. (1) jongeren, omdat ze anders naar de wereld kijken; (2) ouderen, omdat ze ‘scherp’ zijn (bijvoorbeeld door puzzelen); met ‘scherp’ wordt ‘slim’ of ‘intelligent’ bedoeld.

  • 12. Bij de The Room of Riddles mag je via een walkietalkie om hints vragen. Bij Sherlocked hebben ze geprobeerd zo veel mogelijk leuke dingen (hoogtepunten) in het spel aan te brengen. 

Slide 7 - Tekstslide


  • 13. Het is een opsomming van dingen die Sherlocked in de toekomst wil gaan doen (veranderen en uitbreiden).


  • 14. Ja, het is wel een goede slotalinea. Er wordt naar de toekomst gekeken en dat is wel een goede manier om een tekst als deze af te sluiten. Er wordt van escape rooms gezegd hoe ze ontstaan zijn en hoe ze ‘werken’; dan is het logisch om ook iets te zeggen over ‘hoe nu verder’.  

Slide 8 - Tekstslide


  • 15. Escape rooms (zoals The Room of Riddles en   Sherlocked in Amsterdam) worden steeds populairder.
  • Er komen steeds meer plekken waar je het spel escape   room kunt spelen.
  • Het spel escape room wordt steeds populairder.

  • 16. Hij bedoelt daarmee dat je met de escape room in het echte leven hetzelfde (soort) spel speelt dat je eerst op de computer speelde.

Slide 9 - Tekstslide

H3 Spelling - werkwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Nederlands moeilijk te leren?
Laatst ging ik vliegen, dus zeg ik ‘vloog’.
Maar zeg nou bij wiegen beslist niet: ik woog,
want woog is nog altijd afkomstig van wegen,
maar is dan ‘ik voog’ een vervoeging van vegen?
Wat hoort er bij ‘zoeken’? Jazeker, ik zocht,
en zegt u bij vloeken dus logisch: ik vlocht?
Welnee, beste mensen, want vlocht komt van vlechten.
En toch is ‘ik hocht’ niet afkomstig van hechten.

Slide 11 - Tekstslide

Welke vier onjuiste
verledentijdsvormen zag/hoorde je?

Slide 12 - Woordweb

Sterke werkwoorden
  • Veranderen van klank.

  •  Je schrijft de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd (pvvt) zo kort en eenvoudig mogelijk.
  • Gebruik dus geen dubbele letters, als dat niet nodig is:
  • fluiten       →     floten
  • klimmen   →     klommen

Slide 13 - Tekstslide

  • Gebruik de verlengproef om erachter te komen of een woord op een   -d of een -t eindigt:

  • – binden        →      (ik) bond      (want: wij bonden)
  • – zitten          →      (hij) zat        (want: zij zaten)

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf het woord zo kort mogelijk. Gebruik geen dubbele letters (dus ook geen -dd- of -tt-), behalve als dat voor de uitspraak nodig is:
  • strijden      →   streden; 
  • optreden    →   optraden; 
  • worden      →   werden
  • liggen        →    lagen; 
  • schuiven    →   schoven; 
  • verwijten    →   verweten
  • beginnen    →   begonnen; 
  • schrikken    →   schrokken

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de verleden tijd van:

bevelen
A
beveelden
B
bevallen
C
bevolen
D
bevielen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van:

opheffen
A
opheften
B
ophaffen
C
ophoven
D
ophieven

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van:

rijzen
A
rijsden
B
razen
C
rezen
D
rozen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van:

zwerven
A
zwerfden
B
zworven
C
zwierven
D
zworften

Slide 20 - Quizvraag

Maak een zin in de verleden tijd met het werkwoord:
vriezen

Slide 21 - Open vraag

Maak een zin in de verleden tijd met het werkwoord:
werpen

Slide 22 - Open vraag

Maak een zin in de verleden tijd met het werkwoord:
zwijgen

Slide 23 - Open vraag

Maak een zin in de verleden tijd met het werkwoord:
stelen

Slide 24 - Open vraag

Vragen?

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag

  • H3 Spelling werkwoorden
  • Opdracht 1, 3 en 4

Slide 26 - Tekstslide