2425 8.3 Geluidssterkte 2KT

8.3 Geluidssterkte
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScienceMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

8.3 Geluidssterkte

Slide 1 - Tekstslide

Klaar zetten:
Magister
Boekje
Lesson-Up
Post-its
Gitaar
Stemvork met haak en bakje zand

Boodschap bij de deur:
Ga rustig zitten, pak je chromebook en leg deze DICHT op tafel.

Wat gaan we doen vandaag?

  • Terugblik vorige les                10 min
  • Leerdoelen                                  5 min
  • Uitleg 8.3 Geluidssterkte     15 min
  • Opdr. 1 t/m 12 van 8.3             15 min
  • Afsluiten                                        5 min

Slide 2 - Tekstslide

Uitleggen wat we gaan doen en hoe lang dit duurt. Aangeven dat de uitleg zo kort mogelijk is, zodat leerlingen opdrachten tijdens de les kunnen maken.
Terugblik vorige les

Even kort herhalen en daarna een quizje.

Je hoeft je niet aan te melden bij Lesson-Up maar houdt de goede letter omhoog.

Slide 3 - Tekstslide

Wisbordjes
8.1 Geluid maken en horen
Geluidsbron: iets dat geluid maakt.
Conus: heb
Geluidsbron


Tussenstof



Ontvanger


Slide 4 - Tekstslide

Bij geluid maken en horen zijn 3 stappen belangrijk: geluidsbron, tussenstof of medium en de ontvanger
8.2 Toonhoogte en frequentie
Bij een snaarinstrument krijg je hogere tonen en lage tonen bij: 
Dunne snaren

Korte snaren

Strak gespannen snaren

Lange snaren

Dikke snaren

Los gespannen snaren

Slide 5 - Tekstslide

Je hebt lage tonen en hoge tonen. Bij een snaarinstrument hangt de hoogte van de toon van 3 dingen af. 

Laten horen met een gitaar.

Als jij bij het praktijkuur bezig bent met een snaar instrument kan je dus op verschillende manieren de toonhoogte veranderen.

8.2 Toonhoogte en frequentie
De frequentie geeft aan hoe vaak een geluidsbron in een seconde heen en weer trilt. Dit meet je in Hertz.




De frequentie kun je zichtbaar maken op een oscilloscoop.
Een geluid met een frequentie van 10 Hertz 
trilt 10 x in één seconde.

Een geluid met een frequentie van 25 Hertz 
trilt 25 x in één seconde.

Slide 6 - Tekstslide

Voorlezen dia

Geluidsfragment 1: 2:53
Geluidsfragment 2: 2:14

Onthou: 
langzaam = laag
snel = hoog

Plaatje uitleggen met stemvork met haak en een bakje zand

Deze trilling kan je met een oscilloscoop zichtbaar maken. Op die oscilloscoop zitten allerlei knoppen en daarmee kan je het beeldscherm instellen. Bij opdracht 12 en 14 moet je dus goed opletten op hoeveel seconden het scherm staat ingesteld. 
8.2 Toonhoogte en frequentie
Hoge frequentie
Lage frequentie

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een geluidsbron...
A
... is een stof waardoor trillingen zich verplaatsen
B
... veroorzaakt trillingen in de lucht
C
... vangt trillingen uit de lucht
D
... zet trillende lucht om in geluid

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Geluid ontstaat als een geluidsbron trillingen maakt. Wat is GEEN geluidsbron?
A
De stembanden
B
De conus van een luidspreker
C
Een motor
D
Het trommelvlies

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat kan GEEN tussenstof zijn
A
lucht
B
een muur
C
water
D
vacuum (in het heelal)

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de geluidssnelheid in de lucht ongeveer?
A
250 meter per seconde
B
340 meter per minuut
C
340 meter per seconde
D
250 meter per minuut

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe dikker de snaar hoe ....
A
hoger de toon
B
dunner de toon
C
langer de toon
D
lager de toon

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een snaar trilt 300 keer per seconde.
Wat is de frequentie in Hz?
A
30
B
300
C
3000
D
18000

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe hoger de frequentie hoe ...... het geluid
A
Harder
B
Hoger
C
Lager
D
Zachter

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke toon is het laagst?
A
A
B
B
C
C

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oscilloscoop
Je ziet 2 tonen in beeld.
Welk signaal komt van het hoogste geluid?
A
de bovenste toon
B
de onderste toon
C
het maakt niet uit

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

8.3 Geluidssterkte

Slide 17 - Tekstslide

Klaar zetten:
Magister
Boekje
Lesson-Up
Post-its
Gitaar
Stemvork met haak en bakje zand

Boodschap bij de deur:
Ga rustig zitten, pak je chromebook en leg deze DICHT op tafel.

Leerdoelen
  •  Je kunt uitleggen wat het verband is tussen de amplitude van een trilling en de geluidssterkte.
  • Je kunt beschrijven hoe je geluidssterkte meet.
  • Je kunt uitleggen wat de gehoordrempel en de pijngrens zijn.

Plusstof:
  •  Je kunt uitleggen dat je gehoor niet voor alle frequenties even gevoelig is.

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen alleen doorlezen aangeven dat we aan het eind van de les checken of ze dit ook echt kunnen.
8.3 Geluidssterkte
Er bestaan veel verschillende soorten geluiden: 

  • harde en zachte tonen
  • hoge en lage tonen

Slide 19 - Tekstslide

Je hebt lage tonen en hoge tonen. Bij een snaarinstrument hangt de hoogte van de toon van 3 dingen af. 

Laten horen met een gitaar.

Als jij bij het praktijkuur bezig bent met een snaar instrument kan je dus op verschillende manieren de toonhoogte veranderen.

8.3 Geluidssterkte
De geluidssterkte geeft aan hoe hard een geluid is. 
De eenheid van geluidssterkte is decibel (dB).

Op de oscilloscoop kijk je hoe groot de amplitude is.


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toonhoogte

Geluidssterkte
Veel of weinig golven
Grote of kleine golven

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8.3 Geluidssterkte
Je meet de geluidssterkte met een decibelmeter.

De geluidssterkte wordt meestal aangegeven in decibel(A). Afgekort dB(A). De (A) geeft aan dat er bij de meting rekening is gehouden met het menselijk gehoor. 


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting

Slide 23 - Tekstslide

Lees door.
Aan de slag:
Maak opdr. 1 t/m 12 van 8.3 van nova. 
Deze heb je 5 minuten voor het eind van de les af.
Wanneer je dit af hebt maak je test jezelf. 

Alles af? Laat dit bij je docent checken, dan mag je wat voor jezelf doen.
timer
20:00

Slide 24 - Tekstslide

Ga aan het werk met de opdrachten. Deze heb je in de les af, zo niet in je eigen tijd inhalen. Test jezelf wordt huiswerk.

Eerste 5 min zelfstandig werken, dus niet overleggen, daarna zachtjes fluisteren.
Afsluiten

Schrijf op een post-it:
  1.  Iets dat jij deze les hebt geleerd
  2. Één vraag die jij nog hebt over de lesstof.

Plak de post-it op het bord.

Slide 25 - Tekstslide

Leerlingen vullen post-it in en plakken op het bord. Evt. met de klas doornemen.
Afsluiten



Wat heb jij deze les geleerd?


Slide 26 - Tekstslide

Leerlingen vullen post-it in en plakken op het bord. Evt. met de klas doornemen.