Pulsar § 2.1 t/m § 2.5- Licht en kleuren zien.

Licht zien.
Een lichtstraal volgt een rechte lijn.

Licht kan afkomstig zijn:
  • direct van een lichtbron: zon, lamp.
  • indirect door ondoorzichtig glas (verstrooid)
  • indirect via een muur (weerkaatst)
Direct óf indirect licht kan het oog waarnemen.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 150 min

Onderdelen in deze les

Licht zien.
Een lichtstraal volgt een rechte lijn.

Licht kan afkomstig zijn:
  • direct van een lichtbron: zon, lamp.
  • indirect door ondoorzichtig glas (verstrooid)
  • indirect via een muur (weerkaatst)
Direct óf indirect licht kan het oog waarnemen.

Slide 1 - Tekstslide

Blauwe hemel
De hemel zonder wolken kleurt blauw.

Het blauw in zonlicht "botst"
tegen deeltjes in de damp-
kring. We zien daardoor de
hemel blauw boven ons.
De andere kleuren bereiken de aarde en kleuren de hemel niet.

Slide 2 - Tekstslide

Kleuren
Zonlicht bevat alle kleuren van de regenboog en nog meer.
De regenboog kleurenband (bron 1) heet het kleuren spectrum.

Het spectrum is het zichtbare licht.
De zon zendt ook 'onzichtbaar' licht uit:
  1. infrarood licht => voelt als warmte (bron 3)
  2. ultraviolet licht => voelt als huidverbranding (bron 5)

Slide 3 - Tekstslide

RAL kleuren
Probeer met het licht en verfmeng
experiment de met de pijl
aangegeven kleuren te ''mengen".

Schrijf de instellingen van de RGB
waardes op.

Slide 4 - Tekstslide

Licht of verf mengen
Licht mengen is een 'optelsom'
(addition) van kleuren, b.v. het
R.G.B.-systeem bij beeldschermen.
Verf mengen is een 'aftreksom'
(subtraction) van kleuren, b.v. het
C.M.Y.K.-systeem bij drukwerk en printers.

Slide 5 - Tekstslide

Kleuren zien.
Kleuren zien: kleurtemperatuur of kleurfilter.





Naar het experiment.

Slide 6 - Tekstslide

Gekleurde voorwerpen
Als een oppervlak wit is, kaatst het alle kleuren terug
en absorbeert niets.
Als een oppervlak zwart is, absorbeert het alle kleuren
en kaatst niets terug.
Als een voorwerp rood is, kaatst het rood licht terug
en absorbeert de andere kleuren.
Als een oppervlak oranje (= rood & geel) is, kaatst het
rood en geel terug en absorbeert de rest.

Slide 7 - Tekstslide

Zwart & wit
Zwarte en donkere voorwerpen nemen gemakkelijk
  • warmte op (hoge absorbtie = opname)
  • warmte af (hoge radiatie = afstraling)

Witte en lichte voorwerpen nemen moeilijk
  • warmte op (lage absorbtie)
  • warmte af (lage radiatie)


Slide 8 - Tekstslide

Schaduw (kern en half)

Slide 9 - Tekstslide

Van een voorwerp kan je in de kleuren het beste zien ...
A
... via een gloeilamp
B
... via een LED lamp
C
... via zonlicht
D
... via een halogeen lamp

Slide 10 - Quizvraag

Licht wat 'onzichtbaar' voor ons oog is, zijn:
A
infra rood - infra violet
B
ultra violet en infra rood
C
infra violet en ultra rood
D
ultra rood en ultra violet

Slide 11 - Quizvraag

Met RGB wordt bedoeld:
A
rood - geel -blauw
B
rood - groen -bruin
C
rood - geel - bruin
D
rood - groen - blauw

Slide 12 - Quizvraag

De RGB cellen in een pixel van een LCD-scherm zien we als één kleur omdat . . .
A
... de hele pixel die kleur krijgt
B
... het uitgezonden licht een mengsel van RGB is
C
... het oog de RGB cellen niet kan zien
D
... geen van de 3 antwoorden

Slide 13 - Quizvraag



Omdat de zon groter is dan de maan. De maan geeft een kleine kernscha-duw op aarde waar geen zonlicht meer komt en een halfschaduw waar nog gedeeltelijk zonlicht  kan komen.

Bij een maansverduistering kan de zon helemaal verdwijnen en dus een totale verduistering  ontstaan.
Zonsverduistering




Maansverduistering
Kern- en halfschaduw.

Slide 14 - Tekstslide

Maan cyclus
De maan cyclus duurt 29 dagen (hier zijn 16 te zien):
  • nieuwe maan
  • eerste kwartier
  • volle maan
  • laatste kwartier
  • nieuwe maan
Nieuwe maan
Eerste kwartier
Laatste kwartier
Volle maan

Slide 15 - Tekstslide

Weerkaatsing of verstooiing
Licht weerkaatsen kan zijn:
  •     spiegelende weerkaatsing (links)
  •     verstrooide (diffuse) weerkaatsing (rechts)

Slide 16 - Tekstslide

Spiegelen (I)
Bij een vlakke spiegel geldt:
Het voorwerp (v) en beeld (b) zijn:
  • op gelijke afstand van de spiegel.
  • op één lijn die loodrecht op de spiegel staat.
  • even groot.
  • het beeld virtueel is: achter de spiegel bevindt zich geen voorwerp.

Slide 17 - Tekstslide

Spiegelen (II)
Bij kijken naar een voorwerp via een spiegel dus onder een hoek geldt:
  • ∠ inval = ∠terugkaatsing
  • deze 2 hoeken worden gemeten ten opzichte van de normaallijn
  • de normaal staat loodrecht (90o) ten opzichte van de spiegel.

Slide 18 - Tekstslide

Spiegelen:
constructie (I)
Spiegelen:
Constructie (I)

Slide 19 - Tekstslide

Spiegelen: constructie (II)

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het blikveld in de spiegel?
spiegel

Slide 21 - Tekstslide

Lichtstralen bij bolle spiegel
Hoe loopt de lichtstraal van de top naar de persoon gespiegeld in het water?

Slide 22 - Tekstslide

Andere vormen spiegels
Bol: verkleind, groot zichtveld, alles staat rechtop.
Toepassing: verkeersspiegel.

Hol: vergroot, klein zichtveld, veraf
een omgedraaid beeld.
Toepassing: lamp reflectoren om
licht te bundelen.

Slide 23 - Tekstslide

Breking van licht
Als een lichtstraal door 2 verschillende doorzichtige stoffen gaat (b.v. lucht en glas) dan krijgt het licht een andere richting.
Dit heet: licht breking.                                                    Naar simulatie
Optisch lage dichtheid A
Optisch hoge dichtheid B
Breking naar de normaal toe.
Verschuiving bij een dikke glasplaat.
Spectrum door 2x breking bij wit licht.

Slide 24 - Tekstslide

Lichtstralen door bolle lenzen:
een convergerende bundel.
Lichtstralen door holle lenzen:
een divergerende bundel.

Slide 25 - Tekstslide

Constructie bij bolle lenzen
f1 en f2 zijn de brandpuntsafstanden, v en b de voorwerps- én beeldsafstand.
De vergroting  N = b : v  en is gelijk aan N = h2 : h1   ( =>  als b > v van is N > 1)
Voorwerp
Beeld

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

        Een oog in doorsnede




De lens kan boller of minder bol worden (scherpstelling).
De pupil regelt de hoeveelheid licht door de lens (diafragma).

      Beeldvorming in het oog.




Het beeld staat omgekeerd op het netvlies. De hersenen keren het beeld om zodat we het voorwerp rechtop "zien".

Slide 28 - Tekstslide

Verziendheid
Verziendheid is dat het beeld
achter het netvlies terecht komt.
De lens van het oog brengt het
licht niet meer voldoende bij
elkaar.
Dat kan je verhelpen met een
extra (+) lens, dus een bril met
een bolle lens.

Slide 29 - Tekstslide

Bijziendheid.
Bijziendheid is dat het beeld
voor het netvlies terecht komt.
De lens van het oog brengt het
licht teveel bij elkaar.

Dat kan je verhelpen met een
extra (-) lens, dus een bril met
een holle lens.

Slide 30 - Tekstslide

oudziend
verziend
bijziend

Slide 31 - Sleepvraag