4.4 Hoe kijk je naar anderen?

4.4 Hoe kijk jij naar anderen?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

4.4 Hoe kijk jij naar anderen?

Slide 1 - Tekstslide

PLANNING
Terugblik
Uitleg
Zelfstandig werken
Nabespreken

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • je bent op de hoogte van begrippen als stereotype, vooroordeel en discriminatie
  • Voor de pluriforme samenleving is het belangrijk dat we basisafspraken maken 
  • De overheid zorgt voor wetgeving om discriminatie tegen te gaan 

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn normen?

A
iets wat andere mensen vinden dat jij zou moeten doen
B
hoe mensen zich met elkaar verbonden voelen
C
iets wat jij belangrijk vindt in het leven
D
regels over hoe jij je zou moeten gedragen

Slide 4 - Quizvraag


Waarden zijn:
A
oplossingen die in het belang zijn van veel mensen.
B
principes die mensen belangrijk vinden in het leven.
C
de belangen die mensen bij een kwestie hebben.
D
alle ongeschreven regels bij elkaar.

Slide 5 - Quizvraag

Zijn normen afgeleid van waarden, of waarden afgeleid van normen?
A
Normen zijn afgeleid van waarden
B
Waarden zijn afgeleid uit normen

Slide 6 - Quizvraag

Waarden  & Normen
Waarden: Iets wat je belangrijk vindt , wat je nastreeft.
Normen: geven aan wat je juist wel of juist niet doet. Bij elke waarde past een norm.

Waarde: respect 
Norm: niet roddelen over de ander

Slide 7 - Tekstslide

wat is integratie?
A
mensen passen zich gedeeltelijk aan, aan de dominante cultuur
B
mensen passen zich volledig aan, aan de dominante cultuur
C
mensen passen zich helemaal niet aan en houden hun eigen cultuur in stand.
D
alles is onjuist.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een pluriforme samenleving?
A
Een groep mensen met dezelfde gewoonten, normen en waarden.
B
De cultuur van een kleine groep mensen binnen de samenleving.
C
Een samenleving van mensen met verschillende culturen en leefstijlen.
D
Een groep mensen met verschillende normen, waarden en gewoonten.

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

Hokjesdenken

Slide 11 - Tekstslide

Stereotypen
Een overdreven en ongenuanceerd beeld van een groep mensen.
"Alle Surinamers zijn lui."
"Alle Marokkanen stelen."
Gebaseerd op eigen ervaringen, niet op feiten.
''Alle Nederlanders zijn gierig.'';

Slide 12 - Tekstslide

Vooroordelen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Vooroordeel
Een oordeel over iemand of iets zonder dat je de feiten kent

  • Komt voort uit een stereotype

Slide 15 - Tekstslide


Waarom hebben we basisafspraken in Nederland?

Slide 16 - Tekstslide

Leerlingen hebben vooroordelen over elkaar. Wat is een vooroordeel?
A
Een mening hebben over iemand.
B
Een mening hebben die je niet durft te zeggen.
C
Een mening over iemand hebben zonder de feiten te kennen.
D
Iemand pesten die nieuw is.

Slide 17 - Quizvraag

Sleep de kenmerken naar het juiste woord.
Stereotype
Vooroordeel
Als stereotypen als waarheid worden gezien.
Kan zowel positief als negatief zijn.
Kenmerk van de groep wordt sterk overdreven.
"Laten we maar omlopen, hij is vast gevaarlijk."

Slide 18 - Sleepvraag

Ongelijke behandeling

Stereotypen en vooroordelen kunnen ervoor zorgen dat je iemand anders behandelt. Dit noemen we discriminatie.

 
Discriminatie: Onterecht verschil maken in de behandeling van mensen.

Slide 19 - Tekstslide

Basisafspraken
Een aantal basisafspraken over samenleven in Nederland:
- Discriminatie is volgens de wet verboden.
- Er is sprake van vrijheid van meningsuiting.
- Vrouwen en mannen zijn volgens de wet gelijk.
De overheid heeft een belangrijke taak om discriminatie tegen te gaan!

Slide 20 - Tekstslide

Kijkopdracht
In de volgende slide ga je een filmpje kijken.

 Leg de situatie in dit videofragment uit. Gebruik in je uitleg de begrippen discriminatie en vooroordeel.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Leg de situatie in het filmpje uit. Gebruik in je antwoord de begrippen discriminatie en vooroordeel.

Slide 23 - Open vraag

Zijn de uitspraken een vooroordeel of stereotype?
1. “Jongeren zonder bijbaantje zullen wel lui en verwend zijn.”
2. “Benny zal wel arm zijn, want zijn ouders hebben geen auto.”
A
1 is een vooroordeel, 2 is een stereotype.
B
1 en 2 zijn vooroordelen.
C
1 is een stereotype, 2 is een vooroordeel.
D
1 en 2 zijn stereotypen.

Slide 24 - Quizvraag

Zelfstandig werken
  • Aan de slag
  • Samen of zelfstandig werken

Maken: 

Opdracht 1 t/m9  + samenvatting
BLZ 105 t/m 107
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide