H5 - Lezen

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 3I

Vandaag...
- Dagopening
- Terugblik Lezen hoofdstuk 3 en 4 
- Start Lezen hoofdstuk 5




Leerdoelen:
- Ik ken de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden
- Ik kan functies van delen van de tekst benoemen
Huiswerk donderdag 23 juni
Maken: Lezen hoofdstuk 5:  opdracht  2  en Lezen hoofdstuk 6: opdracht 2
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 3I

Vandaag...
- Dagopening
- Terugblik Lezen hoofdstuk 3 en 4 
- Start Lezen hoofdstuk 5




Leerdoelen:
- Ik ken de betekenis van veelvoorkomende functiewoorden
- Ik kan functies van delen van de tekst benoemen
Huiswerk donderdag 23 juni
Maken: Lezen hoofdstuk 5:  opdracht  2  en Lezen hoofdstuk 6: opdracht 2

Slide 1 - Tekstslide

Lezen H3 + 4: Argumentatie
Naast het gebruik van argumenten kan een schrijver de lezer ook overtuigen door juist te laten zien dat mogelijke argumenten tégen zijn standpunt niet kloppen. Dit noem je weerleggen: met een weerlegging ontkracht je een argument of tegenargument 

Slide 2 - Tekstslide

Lezen H3 + H4: Argumentaties
  • Ik kan onderscheid maken tussen standpunt en argument;
  • ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten.
  • ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema;
  • ik kan onderscheid maken tussen standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen.


Slide 3 - Tekstslide

Lezen H3 + H4: Argumentaties
  • Ik kan onderscheid maken tussen standpunt en argument;
  • ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten.
  • ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema;
  • ik kan onderscheid maken tussen standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen.

Wat is het verschil tussen feitelijke en waarderende argumenten?
Wat houdt een tegenargument + weerlegging in?

Slide 4 - Tekstslide

Lezen H3 + 4: Argumentatie
De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt door met argumenten uit te leggen waarom hij dit standpunt heeft.

Twee soorten argumenten:
  • feitelijke argumenten: kun je controleren
  • waarderende argumenten: kun je niet controleren

Slide 5 - Tekstslide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Een schrijver kan zijn standpunt met één of meer argumenten onderbouwen. Er zijn verschillende argumentatiestructuren:
  • enkelvoudige argumentatie;
  • nevenschikkende argumentatie;
  • onderschikkende argumentatie.

Slide 6 - Tekstslide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Enkelvoudige argumentatie: een schrijver onderbouwt zijn mening met een argument. 

                                               mening
                                                     ↑
                                             argument

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide





Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring en ze kan goed met kinderen omgaan.

Slide 9 - Tekstslide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Nevenschikkende argumentatie: een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.

                                          mening
                                               ↑
                      argument 1 ↔ argument 2

Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring (1) en ze kan goed met kinderen omgaan (2).

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Onderschikkende argumentatie: een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Oftewel: het ene argument ondersteunt een ander argument.

                                 mening
                                      ↑
                               argument
                                       ↑
                               argument

Je moet minder patat met frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de week en je komt al niet uit met je zakgeld.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Lezen H3 + 4: Argumentatie
Naast het gebruik van argumenten kan een schrijver de lezer ook overtuigen door juist te laten zien dat mogelijke argumenten tégen zijn standpunt niet kloppen. Dit noem je weerleggen: met een weerlegging ontkracht je een argument of tegenargument 

Slide 14 - Tekstslide

Lezen H5 - Functiewoorden
Een tekstgedeelte (een of meer zinnen of een of meer alinea’s) heeft binnen een tekst een bepaalde functie, die je kunt aanduiden met een functiewoord.

Er zijn verschillende functiewoorden, onder andere: 
> argument                  > aanleiding                          > oplossing 
> conclusie                  > constatering                     > probleemstelling
> standpunt                 > gevolg                                 > tegenwerping
> voorbeeld                 > oorzaak                               > uitwerking
> aanbeveling             > samenvatting


Slide 15 - Tekstslide

Lezen H5 - Functiewoorden
Is de betekenis van onderstaande functiewoorden bij jullie bekend? Welke nog niet? Zoek de betekenis op. 

> argument                  > aanleiding                          > oplossing 
> conclusie                  > constatering                     > probleemstelling
> standpunt                 > gevolg                                 > tegenwerping
> voorbeeld                 > oorzaak                               > uitwerking
> aanbeveling             > samenvatting


Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 1
- Maak opdracht 1. 
Schrijf per tekst op welk functiewoord erbij hoort.



Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden opdracht 1
Tekst 1 - C: C onstatering
Tekst 2 - F: Verklaring
Tekst 3 - A : Aanbeveling
Tekst 4 - D : Probleemstelling

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht 2
- Lees de tekst en onderstreep van iedere alinea de belangrijkste zin.
- Maak vraag 1 t/m 14


Slide 20 - Tekstslide

Lezen H5 - Functiewoorden
Soms kun je de functie van een tekstgedeelte herkennen aan een signaalwoord. Denk aan 'zo' bij een voorbeeld of 'dus' bij een conclusie. 

Hieronder zie je een korte tekst. De functie van onderstaande alinea is samenvatting. Waar kun je deze functie aan herkennen?


– Kortom, er blijken biologische en sociale oorzaken te zijn voor het feit dat mensen graag naar muziek luisteren. Ze leren er hun emoties door kennen en als ze samen met anderen naar muziek luisteren, vergroot dat hun gevoel van verbondenheid.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Aan de slag!
Maak zelfstandig Lezen H5, opdr. 1, 2, 4

Klaar? 
Maak een samenvatting van de theorie van H1-5 of 
lezen in je leesboek. 
timer
30:00

Slide 23 - Tekstslide