Herh. Lezen H1-4 + Intro H5

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Diagnostische starttoets bespreken
  • Herhalen Lezen H1-4
  • Introductie Lezen H5
  • Opdrachten maken

Slide 2 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 30 mei:
Lezen H5 af

Vrijdag 17 juni:
Lezen H6 af

Toetsweek:
Lezen H5+6





Slide 3 - Tekstslide

Lezen H3 + 4: Argumentatie
Naast het gebruik van argumenten kan een schrijver de lezer ook overtuigen door juist te laten zien dat mogelijke argumenten tégen zijn standpunt niet kloppen. Dit noem je weerleggen: met een weerlegging ontkracht je een argument of tegenargument 

Slide 4 - Tekstslide

Welke leerdoelen heb je geformuleerd?

Slide 5 - Woordweb

Lezen H1 + H2: Vaste tekststructuren
  • Ik kan verschillende vaste tekststructuren herkennen;
  • Ik kan een tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van deze eenheden benoemen.  


Slide 6 - Tekstslide

Lezen H1 + H2: Vaste tekststructuren
  • Ik kan verschillende vaste tekststructuren herkennen;
  • Ik kan een tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en de functie van deze eenheden benoemen.  

Welke tekststructuren ken je nog?
Hoe is een voor- en nadelenstructuur opgebouwd?

Slide 7 - Tekstslide

Lezen H1 + H2: Vaste tekststructuren
probleem-oplossingsstructuur
verklaringsstructuur
verleden-heden(-toekomst)structuur
argumentatiestructuur
aspectenstructuur
voor-en nadelenstructuur
vraag-antwoordstructuur

Slide 8 - Tekstslide

Lezen H3 + H4: Argumentaties
  • Ik kan onderscheid maken tussen standpunt en argument;
  • ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten.
  • ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema;
  • ik kan onderscheid maken tussen standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen.


Slide 9 - Tekstslide

Lezen H3 + H4: Argumentaties
  • Ik kan onderscheid maken tussen standpunt en argument;
  • ik kan onderscheid maken tussen feitelijke en waarderende argumenten.
  • ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema;
  • ik kan onderscheid maken tussen standpunten, argumenten, tegenargumenten en weerleggingen.

Wat is het verschil tussen feitelijke en waarderende argumenten?
Wat houdt een tegenargument + weerlegging in?

Slide 10 - Tekstslide

Lezen H3 + 4: Argumentatie
De schrijver van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt of mening. Hij onderbouwt zijn standpunt door met argumenten uit te leggen waarom hij dit standpunt heeft.

Twee soorten argumenten:
  • feitelijke argumenten: kun je controleren
  • waarderende argumenten: kun je niet controleren

Slide 11 - Tekstslide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Een schrijver kan zijn standpunt met één of meer argumenten onderbouwen. Er zijn verschillende argumentatiestructuren:
  • enkelvoudige argumentatie;
  • nevenschikkende argumentatie;
  • onderschikkende argumentatie.

Slide 12 - Tekstslide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Enkelvoudige argumentatie: een schrijver onderbouwt zijn mening met een argument. 

                                               mening
                                                     ↑
                                             argument

Zij moet de opvolgster worden van onze coach, want zij heeft al veel ervaring.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Nevenschikkende argumentatie: een schrijver gebruikt meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten.

                                          mening
                                               ↑
                      argument 1 ↔ argument 2

Die vrouw moet aangenomen worden als kleuterleidster. Ze heeft veel ervaring (1) en ze kan goed met kinderen omgaan (2).

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

H3 Lezen - Argumentatie (1)

Onderschikkende argumentatie: een schrijver kan een argument onderbouwen met een ondersteunend argument. Oftewel: het ene argument ondersteunt een ander argument.

                                 mening
                                      ↑
                               argument
                                       ↑
                               argument

Je moet minder patat met frikadellen eten.
Dit kost je veel geld in de week en je komt al niet uit met je zakgeld.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Lezen H3 + 4: Argumentatie
Naast het gebruik van argumenten kan een schrijver de lezer ook overtuigen door juist te laten zien dat mogelijke argumenten tégen zijn standpunt niet kloppen. Dit noem je weerleggen: met een weerlegging ontkracht je een argument of tegenargument 

Slide 19 - Tekstslide

Vragen over Lezen H1 - 4?

Slide 20 - Woordweb

Lezen H5 - Functiewoorden
Een tekstgedeelte (een of meer zinnen of een of meer alinea’s) heeft binnen een tekst een bepaalde functie, die je kunt aanduiden met een functiewoord.

Er zijn verschillende functiewoorden, onder andere: 
> argument                  > aanleiding                          > oplossing 
> conclusie                  > constatering                     > probleemstelling
> standpunt                 > gevolg                                 > tegenwerping
> voorbeeld                 > oorzaak                               > uitwerking
> aanbeveling             > samenvatting


Slide 21 - Tekstslide

Lezen H5 - Functiewoorden
Is de betekenis van onderstaande functiewoorden bij jullie bekend? Welke nog niet? Zoek de betekenis op. 

> argument                  > aanleiding                          > oplossing 
> conclusie                  > constatering                     > probleemstelling
> standpunt                 > gevolg                                 > tegenwerping
> voorbeeld                 > oorzaak                               > uitwerking
> aanbeveling             > samenvatting


Slide 22 - Tekstslide

Lezen H5 - Functiewoorden
Soms kun je de functie van een tekstgedeelte herkennen aan een signaalwoord. Denk aan 'zo' bij een voorbeeld of 'dus' bij een conclusie. 

Hieronder zie je een korte tekst. De functie van onderstaande alinea is samenvatting. Waar kun je deze functie aan herkennen?


– Kortom, er blijken biologische en sociale oorzaken te zijn voor het feit dat mensen graag naar muziek luisteren. Ze leren er hun emoties door kennen en als ze samen met anderen naar muziek luisteren, vergroot dat hun gevoel van verbondenheid.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Aan de slag!
Maak zelfstandig Lezen H5, opdr. 1, 2, 4

Klaar? 
Maak een samenvatting van de theorie van H1-5 of 
lezen in je leesboek. 
timer
30:00

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 30 mei:
Lezen H5 af

Vrijdag 17 juni:
Lezen H6 af

Toetsweek:
Lezen H5+6

Slide 26 - Tekstslide