quiz taal geld

quiz taal geld
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 5

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 7 min

Onderdelen in deze les

quiz taal geld

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor salaris ?
A
budget
B
loon
C
saldo
D
knip

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een ander woord voor de knip ?
A
spaarrekening
B
knijper
C
portemonnee
D
bankbiljet

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een pincode ?
A
een geheime code die iedereen kent
B
de cijfers op een bankbiljet
C
een geheim getal dat hoort bij je pinpas
D
de code die je aan de balie moet vragen

Slide 4 - Quizvraag

Iemand die krenterig is .......
A
is gul en goedgeefs
B
geeft niet graag geld uit
C
geeft makkelijk zijn geld uit
D
smijt met geld

Slide 5 - Quizvraag

Waar gaat het bij een baliemedewerker vooral om?
A
dat het een man of een vrouw is
B
dat er geen klanten komen
C
dat hij de hand op de knip houdt
D
dat hij je helpt met je vraag

Slide 6 - Quizvraag

welk woord hoort er niet bij ?
A
de spaarrekening
B
de spaarpot
C
blut zijn
D
sparen bij de bank

Slide 7 - Quizvraag

Wat is geen saldo?
A
je spaargeld
B
geld dat je overhebt
C
geld op je bankrekening
D
het geld dat je verdient

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij ?
A
krenterig
B
vrijgevig
C
zuinig
D
gierig

Slide 9 - Quizvraag

Wat past het beste bij contant ?
A
muntgeld en bankbiljetten
B
geld overmaken
C
bezuinigen
D
opzijleggen

Slide 10 - Quizvraag

Als je een miljoen wint in de loterij ....welke uitdrukking past daarbij ?
A
ik vertrouw het voor geen cent
B
door die prijs zwemmen we in het geld
C
zo'n prijs is geen cent waard
D
die prijs zal ik je betaald zetten

Slide 11 - Quizvraag

Ik vertrouw je voor geen cent.
wanneer gebruik je deze uitdrukking?
A
als iets geen cent waard is
B
als je denkt dat iemand je iets betaald wil zetten
C
als je bang bent dat iemand de afspraak met jou niet nakomt
D
als iemand niet begrijpt wat jij bedoelt

Slide 12 - Quizvraag