Textiel

Textiel 
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 6

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Textiel 

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent textiel?

Slide 2 - Woordweb

Wat leren we in deze bijeenkomst?
  • Wat betekent textiel

  • Wat voor soorten etiketten zijn er

  • Het lezen van etiketten 

  • Was voorbereiden en sorteren

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekend textiel?
Textiel betekend geweven stof. Het materiaal dat bestaat uit draden of vezels. Vezels zijn korte stukjes stof. Textiel wordt gebruikt voor kleding, maar je ziet textiel ook op veel andere plekken terug. Gordijnen, handdoeken, poetsdoekjes en bekleding van een bank zijn hier voorbeelden van.

Slide 4 - Tekstslide

Waar wordt textiel van gemaakt?
Textiel kan gemaakt worden van verschillende materialen, dit noemen we grondstoffen.

Deze zijn te verdelen in :
  • Natuurlijke grondstoffen
  • Kunstmatige grondstoffen

Slide 5 - Tekstslide

Kunstmatige grondstoffen
Deze worden in een fabriek gemaakt. We noemen dit ook wel synthetische grondstoffen. Ze zijn goedkoper dan natuurlijke materialen.

  • Viscose
  • Polyester

Slide 6 - Tekstslide

Natuurlijke grondstoffen
Dit zijn materialen uit de natuur. Deze kunnen we in twee groepen verdelen.

  • Plantaardig (katoen van een katoenplant, linnen van een vlasplant)
  • Dierlijk  (wol van een schaap, zijde van een rups)

Slide 7 - Tekstslide

Natuurlijke grondstoffen
Kunstmatige grondstoffen
Polyester
Wol
Linnen
Viscose
Zijde
Katoen

Slide 8 - Sleepvraag

Wat voor soorten etiketten zijn er?
Voordat je gaat wassen sorteer je de was. Je sorteert de was op kleur en materiaal. Bij het sorteren van de was kijk je naar de etiketten. In ieder textielproduct zitten 2 soorten etiketten.

  • Samenstellingsetiket
  • Behandelingsetiket

Slide 9 - Tekstslide

Samenstellingsetiket
Op het samenstellingsetiket vind je van welk materiaal het product gemaakt is. Dit etiket bestaat uit getallen en woorden.

Slide 10 - Tekstslide

Behandelingsetiket
Op het behandelingsetiket vind je hoe je het product moet wassen, strijken, drogen en reinigen. Dit etiket bestaat uit symbolen.

Slide 11 - Tekstslide

Het behandelingsetiket 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Noem de 2 soorten etiketten

Slide 14 - Open vraag

Waar staat dit symbool voor?
A
Strijken op hoge temperatuur
B
Strijken op lage temperatuur
C
Niet strijken
D
Drogen

Slide 15 - Quizvraag

Wat geeft dit symbool aan?


A
Op 30 graden wassen
B
Met de hand wassen
C
30 minuten wassen
D
30 graden wassen met een speciale wasbehandeling

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekend dit symbool?
A
Liggend drogen
B
Drogen op de hoogste stand
C
Niet in droger drogen
D
Drogen op de laagste stand

Slide 17 - Quizvraag

Was voorbereiden en sorteren
Voordat je kunt gaan wassen bereid je de was goed voor. Voorwerpen zoals papieren doekjes, munten en pennen kunnen de kleding en de wasmachine beschadigen. Let bij de voorbereiding op het volgende:

Slide 18 - Tekstslide


  • Maak alle zakken leeg 

  • Sluit knopen en ritsen

  • Rol opgestroopte mouwen af 

  • Keer spijkerbroeken en truien binnenstebuiten

  • Keer T-shirts met een opdruk binnenstebuiten

Slide 19 - Tekstslide

Sorteren van de was op kleur
Bij het sorteren van de was op kleur maak je 3 stapels.

  1. Witte was: wit of licht gekleurd wasgoed
  2. Bonte was: gekleurd wasgoed
  3. Donkere was: zwart, donkerblauw of grijs wasgoed

Slide 20 - Tekstslide

Witte was
Bonte was
Donkere was

Slide 21 - Sleepvraag

Sorteer op materiaal
Iedere stof moet op een andere manier gewassen worden. Je legt de textielproducten die je niet heet mag wassen of met de hand moet wassen op een aparte stapel. 

Dit noem je: fijn wasgoed.

Slide 22 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een textielproduct die jij op de stapel fijn wasgoed zou leggen.

Slide 23 - Open vraag

Sorteer op temperatuur
Een hoge temperatuur zorgt ervoor dat bacteriën dood gaan, maar kan er ook voor zorgen dat het wasgoed krimpt. Wassen op een lagere temperatuur is beter voor het milieu. Je leest op het behandelingsetiket op hoeveel graden je het product mag wassen.

Slide 24 - Tekstslide

Algemene regels voor de temperatuur zijn:
  • 90 graden (besmet wasgoed door bv bloed of urine)

  • 60 graden (beddengoed, handdoeken, theedoeken, sportkleding en ondergoed)

  • 30-40 graden (shirts, overhemden, broeken, truien, jurken en rokken)

Slide 25 - Tekstslide

Noem een voordeel van het wassen op hoge temperatuur.

Slide 26 - Open vraag

Noem een voordeel van het wassen op lage temperatuur.

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd?
  • Wat betekent textiel

  • Wat voor soorten etiketten zijn er

  • Het lezen van etiketten 

  • Was voorbereiden en sorteren

Slide 29 - Tekstslide

Wat leren we volgende week?
  • Verschillende soorten wasmiddel
  • Dosering en waterhardheid
  • Wassen in de wasmachine
  • Drogen in de droogtrommel
  • Strijken
  • Ergonomisch werken

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide