samenstellingen

Samenstellingen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Samenstellingen

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

TUSSENLETTERS IN SAMENSTELLINGEN

- je kunt tussenletters in samenstellingen goed spellen



Slide 2 - Tekstslide

Tussenletters

Als je twee of meerdere woorden aan elkaar plakt, dan noemen we dat een samenstelling.

Als je deze aan elkaar plakt, heb je soms een tussenletter nodig, zoals -en, -e of -s.

Slide 3 - Tekstslide

Als het meervoud van het eerste deel van de samenstelling eindigt op -en, dan gebruik je -en als tussenletter.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld:

paard + stal

wordt

paardenstal

Slide 5 - Tekstslide

Als het eerste deel van de samenstelling in het meervoud op zowel -en als -s kan eindigen, dan gebruik je als tussenletter een -e

Slide 6 - Tekstslide

Voorbeeld:

groente + soep

wordt

groentesoep

want

groenten/groentes

Slide 7 - Tekstslide

Verder gebruik je als tussenletter een -e
als:

Slide 8 - Tekstslide

Als het eerste deel geen meervoud heeft op -en


Bijvoorbeeld:

rijst + vlaai

wordt

rijstevlaai

Slide 9 - Tekstslide

Het eerste deel is geen zelfstandig naamwoord


lach + bek

wordt

lachebek

Slide 10 - Tekstslide

Het eerste deel gaat over iets waarvan er maar één is:


maan + schijn

wordt

maneschijn

Slide 11 - Tekstslide

Het eerste woord versterkt het tweede woord

beer + sterk
wordt
beresterk
reus + goed
wordt
reuzegoed

Slide 12 - Tekstslide

De tussenletter -s kun je meestal horen. Lukt dit niet? Vervang dan het tweede deel van de samenstelling.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld:

dorp + kern

wordt

dorpskern

station + straat

wordt

stationsstraat

Vervang tweede deel: stationshal, dan hoor je de tussen -s


Slide 14 - Tekstslide

Welk woord is juist geschreven?
A
groentesoep
B
groentensoep
C
groentessoep

Slide 15 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
trap + huis

Slide 16 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
gedachtengang
B
gedachtesgang
C
gedachtegang

Slide 17 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
stoel + dans

Slide 18 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
braamsap
B
bramensap
C
bramesap

Slide 19 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
belasting + dienst

Slide 20 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
lerarenkamer
B
lerarekamer

Slide 21 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
elektriciteit + centrale

Slide 22 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
fietslot
B
fietsslot

Slide 23 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
kwaliteit + controle

Slide 24 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
tarwesbrood
B
tarwenbrood
C
tarwebrood

Slide 25 - Quizvraag

Welk woord is goed geschreven?
A
bessesap
B
bessensap

Slide 26 - Quizvraag

Maak een samenstelling van de woorden:
volk + zanger

Slide 27 - Open vraag

Welk woord is goed geschreven?
A
horlogesmaker
B
horlogemaker
C
horlogenmaker

Slide 28 - Quizvraag

GELEERD?

TUSSENLETTERS IN SAMENSTELLINGEN

- je kunt tussenletters in samenstellingen goed spellen



Slide 29 - Tekstslide