HVX 3xm Staatsinrichting


Revolutiejaar 
1848


De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"

Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en 
ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les


Revolutiejaar 
1848


De ‘erfgenamen van de Franse Revolutie’, de Liberalen, komen tot de conclusie: "Alles is weer hetzelfde als vóór de Franse Revolutie!"

Overal zitten er weer koningen op de Europese tronen en 
ondanks 'een grondwet' is er maar weinig democratie.

Slide 1 - Tekstslide


Gevolgen



1831: Leopold I wordt de eerste Belgische koning
1831: Tiendaagse Veldtocht
1839: onder internationale druk erkent Willem I de onafhankelijkheid
1840: Willem I treedt af

Slide 2 - Tekstslide

Staatsinrichting
Leerjaar 4
Periode 1

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide


Wat is staatsinrichting?


Staatsinrichting is de wijze waarop de staat
zijn regering en zijn bestuur zijn ingericht

Bij geschiedenis leer je vooral hoe dit in Nederland is ontstaan;
Bij maatschappijleer leer je vooral hoe dit in Nederland werkt

Slide 5 - Tekstslide

1789: 
De Franse Revolutie
  • Strijd voor vrijheid, gelijkheid en broederschap

  • Einde aan Koninkrijk Frankrijk

  • Meer gelijkheid: einde aan de standenmaatschappij

  • Een grondwet

Slide 6 - Tekstslide

1795-1801: 
Bataafse Republiek
  • Revolutie o.l.v. de Patriotten: zij willen meer van het volk (...en zijn wel klaar met de Oranjes)

  • De Patriotten krijgen hulp van de Fransen

  • Frankrijk bezet Nederland (1795-1813) en erfstadhouder Willem V moet vluchten naar Engeland

Slide 7 - Tekstslide

Welke staatsvorm heeft hiermee te maken?
'Erfopvolging'

A
Tirannie
B
Monarchie
C
Democratie
D
Aristocratie

Slide 8 - Quizvraag

Wat voor staatsvorm heeft Nederland?
A
Republiek
B
Constitutionele monarchie
C
Democratie
D
Dictatuur

Slide 9 - Quizvraag

Een staatsvorm waarbij de overheid in alle lagen van de samenleving aanwezig is. Ze zijn niet alleen bezig met politieke beslissingen maken, ze willen ook macht hebben over de persoonlijke levens van hun burgers.
A
dictatuur
B
constitutionele monarchie
C
totalitaire staat
D
parlementaire democratie

Slide 10 - Quizvraag

1815: Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
  • Napoleon verslagen bij Waterloo

  • Zoon van prins Willem V wordt koning Willem I

  • Nederland krijgt een grondwet en een tweekamerstelsel

  • Verenigd Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, België en Luxemburg

Slide 11 - Tekstslide

Welke staatsvorm heeft hiermee te maken?
'Regering door velen'

A
Oligarchie
B
Monarchie
C
Democratie
D
Aristocratie

Slide 12 - Quizvraag

1830-1839: België wordt onafhankelijk
Oorzaken:
  • Nederlands officiële taal

  • Protestantse geloof is de staatsgodsdienst: België is katholiek

  • Belangrijke banen vaak in handen van Nederlanders

  • Nederland wordt voorgetrokken

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Waaruit blijkt dat koning Willem I erg veel macht had?

Willem I:
A
benoemde & ontsloeg ministers
B
benoemde de leden van de Eerste Kamer
C
was de baas van het leger en ging over de financiën
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 15 - Quizvraag

Willem I had veel macht
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag


Belgische Revolutie
1830



Tijdens de viering van de verjaardag van koning Willem I in Brussel, 
slaat de vlam in de pan en komt het volk in opstand.

Ruim een maand later roepen de Belgen hun onafhankelijkheid uit

Slide 17 - Tekstslide

Onder Willem I was Nederland een...
A
absolute monarchie
B
een constitutionele monarchie
C
een republiek
D
een democratie

Slide 18 - Quizvraag

0

Slide 19 - Video

1840-1848: 
Koning Willem II
  • Conservatief: geen ruimte voor veranderingen
Regeert, min of meer, als absolute vorst
Moet niets weten van democratie
Moeizame relatie met zijn vader
  • Oorlogsheld: had gevochten bij Waterloo
  • Hoe stak de staat in elkaar voor 1848? (volgende dia)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide


Paniek bij de vorsten
in heel Europa!




Ook in Den Haag...
...koning Willem II wordt 'in één nacht' liberaal

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

1848
Gevolgen (1)
  • De leider van de Nederlandse Liberalen: Johan Rudolf Thorbecke maakt een nieuwe grondwet:

  1. Koning is onschendbaar
  2. Ministeriële verantwoordelijkheid

  • Dit betekent: de ministers zijn verantwoordelijk voor de daden van de regering (ook: voor de daden van de koning)

Slide 29 - Tekstslide

Gevolgen (2)
  • Parlementaire democratie (=parlement heeft het laatste woord)

  • Constitutionele monarchie (=koning moet zich aan de grondwet houden)

  • Verandering van het parlementaire stelsel ("Hoe wordt het parlement gekozen?", "Wie heeft welke macht?")

Slide 30 - Tekstslide

Scheiding der machten
(Trias Politica)
  • Belangrijk onderdeel van een parlementaire democratie

  • Verdeling van de macht in het land in drie machten (bedacht door Montesquieu -> )
  • Bedacht in Frankrijk in 18e eeuw, toen de koning alle macht(en) had.
  • Kern: Iemand kan maar bij één van de drie machten horen.

Slide 31 - Tekstslide

Trias Politica
(Driemachtenleer)











In Nederland kunnen parlement en kabinet allebei wetten maken.
Parlement controleert het kabinet. 

Slide 32 - Tekstslide

Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
Beslissen of iemand schuldig is en welke straf er wordt gegeven.
Wetten maken, wijzigen en goed- of afkeuren.
Recht om het land te regeren
De ministers
Het parlement
Onafhankelijke rechters

Slide 33 - Sleepvraag

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Hoofdstuk 1
De Grondrechten

Artikel 1


Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. 


Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

Slide 40 - Tekstslide


Klassieke grondrechten


Beschermen ons tegen de overheid 
Geven ons rechten tegen een te machtige overheid

Staan sinds 1848 in de Grondwet
Klassiek betekent: 'iets uit vroeger, maar niet verouderd'

Slide 41 - Tekstslide


bijvoorbeeld:

  • Artikel 1: Anti-discriminatie artikel

  • Artikel 2: Wie is Nederlander?

  • Artikel 4: Kiesrecht

  • Artikel 7: Vrijheid van meningsuiting

  • Artikel 8: Recht op vereniging

  • Artikel 9: Recht op vergadering

  • Artikel 10: Onaantastbaarheid van de persoonlijke levenssfeer

  • Artikel 11: Onaantastbaarheid van het lichaam

  • Artikel 13: Briefgeheim

Slide 42 - Tekstslide


Sociale grondrechten



Plichten van de overheid: 

zorgen voor een goed bestaan


Zijn pas later in de Grondwet gekomen

Slide 43 - Tekstslide


bijvoorbeeld:



  • Recht op veilig bestaan

  • Recht op onderwijs

  • Recht op gezondheidszorg

  • Recht op woongelegenheid

  • Recht op bewoonbaar gebied

  • Recht op rechtsbijstand

  • Recht op werk

Slide 44 - Tekstslide


Laatste belangrijke wijziging
1983




  • Amsterdam wordt officieel de hoofdstad
  • Niet-Nederlanders mogen stemmen voor de Gemeenteraden
  • Leeftijd actief kiesrecht naar 18 jaar
  • Verbod op opleggen doodstraf
  • Invoering van een Nationale Ombudsman
  • Invoering Sociale grondrechten

Slide 45 - Tekstslide


Nederland is een rechtsstaat





  • Er zijn grondrechten
  • Er is onafhankelijke en openbare rechtspraak
  • Er is een scheiding der machten
  • Er is een grondwet
  • De macht van de overheid is vastgesteld door rechtsregels

Slide 46 - Tekstslide


In de Nederlandse Grondwet van 1848 werd het volgende artikel opgenomen: De Koning is onschendbaar.

Wat betekent ‘de Koning is onschendbaar’ in de praktijk?
A
De koning heeft de bevoegdheid om zelfstandig politieke beslissingen te nemen.
B
De koning moet aftreden als hij het vertrouwen van het parlement verliest.
C
De ministers zijn politiek verantwoordelijk voor de uitspraken en het gedrag van de koning.
D
Het kabinet bepaalt welk personeel de koning voor zijn huishouden mag aannemen.

Slide 47 - Quizvraag

Rechten van het parlement
  • Recht van amendement
  • Recht van initiatief
  • Recht van budget
  • Recht van interpellatie
  • Recht van enquete 

Slide 48 - Tekstslide

Wat is geen parlementair recht? Recht van..............
A
Interpellatie
B
Amendement
C
Censureren
D
Initiatief

Slide 49 - Quizvraag

Welk recht hoort bij de omschrijving?
Hieronder zie de twee taken van het Nederlandse parlement.  Welk recht hoort bij welke taak? (Gebruik ook blz. 18 van HO)
Omschrijving
Recht
Taak
Parlement kan onderzoek laten doen.
Parlement mag de minister om informatie vragen.
Ministers moeten vertellen waar ze belastinggeld aan besteden.
Tweede Kamerleden mogen een wetsvoorstel indienen.
Tweede Kamerleden mogen een wetsvoorstel wijzigen of aanvullen.
Recht van amendement
Recht van initiatief
Recht van interpellatie
Recht van budget
Recht van enquête
Wetgevende taak
Controlerende taak

Slide 50 - Sleepvraag