H8.2 Nederland en de EU

H8.2 Nederland en de EU
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

H8.2 Nederland en de EU

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je leren?
  • Welke afspraken er in de Europese Unie zijn gemaakt
  • Hoe belangrijk de EU voor de Nederlandse handel is
  • Hoe de wisselkoers invloed heeft op de import en export

Slide 2 - Tekstslide

De Europese Unie
De Europese Unie (EU) heeft als belangrijkste doel dat alle landen binnen de EU samenwerken op economisch gebied.

Binnen de EU zijn de grenzen komen te vervallen, waardoor de lidstaten samen een interne markt vormen. Dat is goed voor de onderlinge handel.

De Europese Unie bestaat uit 27 landen (lidstaten):
België; Bulgarije; Cyprus; Denemarken; Duitsland; Estland; Finland; Frankrijk; Griekenland; Hongarije; Ierland; Italië; Kroatië; Letland; Litouwen; Luxemburg; Malta;  Nederland;  Oostenrijk; Polen; Portugal; Roemenië; Slovenië; Slowakije; Spanje;  Tsjechië; Zweden.

Slide 3 - Tekstslide

Vind je de EU belangrijk?
en waarom?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

BREXIT

Slide 6 - Tekstslide

EU = Europese Unie
  • gemeenschappelijke regels
  • vrijhandel (geen invoerrechten)

Vrij verkeer van:
  • goederen  en diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 7 - Tekstslide

Europa kost ons geld

Slide 8 - Woordweb

Import en export binnen de EU
De Europese Unie is een belangrijke afzetmarkt voor veel bedrijven in ons land.

Meer dan de helft van onze import komt uit andere EU-landen.
  • Dat komt doordat er binnen de EU vrijhandel is
  • Door de gunstige ligging van Nederland in Europa


Slide 9 - Tekstslide

Binnen de Europese Unie (EU) is er vrij verkeer van goederen en diensten.
Kies welke gevolg dit heeft voor de handel tussen Nederland en de andere
EU-landen.
A
De import daalt en de export stijgt.
B
De import en export stijgen.
C
De import stijgt en de export daalt.

Slide 10 - Quizvraag

Verschillen tussen de lidstaten
De lidstaten mogen ook zelf regels bepalen.
Bijvoorbeeld:
  • Elk land heeft zijn eigen BTW-tarief
  • Sommige landen hebbens strengere milieuregels. Dat zorgt voor oneerlijke concurrentie binnen de EU-landen
  • De Europese Unie probeert alle regels wel gelijk te trekken, maar daar moeten alle lidstaten wel met elkaar over eens zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Europese Monetaire Unie (EMU)
= Een groep landen binnen de Europese Unie met 
een gezamenlijke munt, de euro.

De EMU bestaat uit 19 landen:
Oostenrijk, België, Cyprus, Estland, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje.
          Deze EMU-laden vormen samen de eurozone



Slide 12 - Tekstslide

Van de 27 landen die lid zijn van de EU gebruiken 19 landen de euro, zij vormen de eurozone.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

De Europese Centrale Bank (ECB)
= De centrale bank van landen met de euro (eurozone)
De taken van de ECB:



Hoofdkantoor in Frankfurt am Main, Duitsland
De ECB brengt eurobankbiljetten in omloop.
De ECB stelt de hoogte van de rente vast die banken moeten betalen als ze geld van de ECB lenen.
De ECB bewaakt de waarde van de euro. Door te zorgen dat de inflatie laag blijft, behoudt de euro z'n koopkracht.

Slide 14 - Tekstslide

Wanneer mag een land de euro invoeren?
  • Inflatie
    De inflatie mag maximaal 1,5% hoger zijn dan de gemiddelde inflatie in drie eurolanden met de laagste inflatie
  • Begrotingstekort
    Het tekort van e overheid mag niet groter zijn dan 3% van het bruto binnenlands product (BBP)
  • Staatsschuld
    De totale schuld van de overheid moet lager zijn dan 60% van het BBP 
= de totale geldwaarde van alle in een land geproduceerde goederen en diensten gedurende een bepaalde periode (meestal een jaar).

Slide 15 - Tekstslide

Wisselkoers
De landen uit de eurozone drijven ook veel handel met landen als Engeland, de Verenigde Staten en Japan, die andere geldsoorten hebben. 

        Veranderingen in de wisselkoers van de euro ten opzichte van die vreemde valuta hebben invloed op de internationale handel

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn vreemde valuta?
A
Buitenlands geld
B
Wisselkoers
C
Provisiekosten
D
Euro's

Slide 17 - Quizvraag