5H: Drie saldi in de kringloop

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Economische kringloop
Opgave 'Drie saldi in de kringloop' blz. 237

Werkboek, schrift, pen, rekenmachine en telefoon erbij!

Eerst een paar vragen als korte herhaling:
 

Slide 2 - Tekstslide

De Effectieve Vraag = C + I + O + E - M
C staat voor:
A
Communisme
B
Consumptie
C
Collectieve uitgaven
D
Categoriale inkomensverdeling

Slide 3 - Quizvraag

De Effectieve Vraag = C + I + O + E - M
E-M staat voor:
A
Particulier spaarsaldo
B
Saldo lopende rekening
C
Saldo overheid
D
Saldo buitenland

Slide 4 - Quizvraag

De Effectieve Vraag = C + I + O + E - M
O staat voor:
A
Overheidsconsumptie
B
Overheidsinvesteringen
C
Overheidsbestedingen
D
Overheidsonverdrachten

Slide 5 - Quizvraag

De Effectieve Vraag = C + I + O + E - M
I staat voor:
A
Particuliere investeringen
B
Particuliere inkomsten
C
Financiële instellingen
D
Import

Slide 6 - Quizvraag

Opgave 'Drie saldi in de kringloop' blz. 237

Nu echt wakker worden!
Werkboek, schrift, pen, rekenmachine en telefoon erbij!


 

Slide 7 - Tekstslide

1. Bereken de hoogte van de consumptie (C) in miljarden euro’s (tip: inkomend = uitgaand).
Alleen het getal noteren!

Slide 8 - Open vraag

Opgave 'Drie saldi in de kringloop' blz. 237
Vraag 1.
Voor de gezinnen geldt: Y = C + B + S
500 = C + 70 + 80
C = 500 – 70 – 80 = 350 miljard

Slide 9 - Tekstslide

2. Bereken de hoogte van de overheidsbestedingen (O) in miljarden euro’s (tip: inkomend = uitgaand).
Alleen het getal noteren!

Slide 10 - Open vraag

Opgave 'Drie saldi in de kringloop' blz. 237
vraag 2.
Voor de bedrijven geldt: C + I + O + E = Y + M
350 + 60 + O + 290 = 500 + 275
O = 775 – 350 – 60 – 290 = 75


Slide 11 - Tekstslide

3. Bereken de hoogte van het particuliere spaarsaldo.
Alleen het getal noteren!

Slide 12 - Open vraag

Opgave 'Drie saldi in de kringloop' blz. 237
vraag 3.
Spaarsaldo =  S – I = 80 – 60 = 20



Slide 13 - Tekstslide

4. Bereken de hoogte van het begrotingssaldo van de overheid.
Alleen het getal noteren!

Slide 14 - Open vraag

Opgave 'Drie saldi in de kringloop' blz. 237
vraag 4.
Begrotingssaldo van de overheid = B – O = 70 – 75 = -5



Slide 15 - Tekstslide

Opgave 'Drie saldi in de kringloop' blz. 237
vraag 5
Leg uit waarom er in de kringloop een pijl van de financiële instellingen naar de overheid gaat.
De overheid van dit land heeft een begrotingstekort (-5 miljard). Zij moet dit tekort financieren met een lening van +5 miljard 
(O – B) van de banken





Slide 16 - Tekstslide

6. Bereken de hoogte van het saldo op de lopende rekening.
Alleen het getal noteren!

Slide 17 - Open vraag

Opgave 'Drie saldi in de kringloop' blz. 237
vraag 6.
Saldo lopende rekening = E – M = 290 – 275 = 15




Slide 18 - Tekstslide

Opgave 'Drie saldi in de kringloop' blz. 237
vraag 7.
Leg uit waarom er in de kringloop een pijl met het saldo op de lopende rekening van de financiële instellingen naar het buitenland gaat.
Als Nederland een overschot heeft op de lopende rekening, dan heeft het buitenland een tekort. Om dat tekort te financieren, leent het buitenland geld bij ons.





Slide 19 - Tekstslide